Aeneis 8.359–369 – Ontvangst in Euanders huis

 

Latijnse tekst

Talibus inter se dictis ad tecta subibant
360  pauperis Euandri, passimque armenta videbant
Romanoque foro et lautis mugire Carinis.
Ut ventum ad sedes, “Haec” inquit “limina victor
Alcides subiit, haec illum regia cepit.
Aude, hospes, contemnere opes et te quoque dignum
365  finge deo, rebusque veni non asper egenis.”
Dixit, et angusti subter fastigia tecti
ingentem Aenean duxit stratisque locavit
effultum foliis et pelle Libystidis ursae:
nox ruit et fuscis tellurem amplectitur alis.

Vragen

  1. Regel 359-361 talibus t/m carinis (MM18)
    a. wijs in deze regels twee prospectieve elementen aan. Licht je keuze toe.
    b. wat is onherkenbaar voor Vergilius lezers
    c. Synesthesie is een verbinding van woorden uit verschillende zintuigsferen. In deze regels vind je daarvan een voorbeeld. Citeer de desbetreffende tekstelementen.
  2. Regel 360 pauperis Euandri (MM19)
    Citeer uit de volgende regels t/m 368 de tekstelementen die hiernaar verwijzen.
  3. Regel 367 ingentem t/m locavit (MM20)
    a. scandeer deze regel
    b. welke metrische bijzonderheid valt je op
    c. wat is daarvan het effect
    d. citeer het tekstelement uit het voorafgaande waarmee ingentem constateert.

Vertaling

Talibus inter se dictis ad tecta subibant
360  pauperis Euandri, passimque armenta videbant
Romanoque foro et lautis mugire Carinis.

Met dergelijke gesprekken onderling gingen ze omhoog naar het huis
van de bescheiden levende Euander, en zagen overal kuddes
en op het Forum Romanum en in de rijke Carinae loeien.

  • tecta - dak < huis; pars pro toto (metoniem)
  • subibant - ze gingen omhoog, omdat het huis van Euander op de Palatijn stond, net zoals later dat van Aeneas en Augustus.
  • Romano foro - Forum Romanum
  • lautis Carinis - de Carinae was aan het einde van de republiek een luxe woonwijk op de Esquilijn (Pompeius, Antonius)
  • mugire - onomatopee: "mooeee"gire

Ut ventum ad sedes, “Haecinquitlimina victor
Alcides subiit, haec illum regia cepit.
Aude, hospes, contemnere opes et te quoque dignum
365  finge deo, rebusque veni non asper egenis.”

Zodra men gekomen is bij zijn woonplaats, zei hij: “Deze drempel is de overwinnende
Alcide binnengegaan, dit paleis heeft hem opgenomen.
Durf, gastvriend, bezit te verachten en betoon u ook
een god waardig, en kom niet grof tegen behoeftige zaken.”

  • limina - drempel < huis; pars pro toto
  • Alcides - patronymicum; nakomeling van Alceus; die was een voorvader van Hercules
  • haec ... haec - anafoor
  • rebus ... egenis - behoeftige zaken / armoede; dat. vanwege asper dat.

Dixit, et angusti subter fastigia tecti
ingentem Aenean duxit stratisque locavit
effultum foliis et pelle Libystidis ursae:
nox ruit et fuscis tellurem amplectitur alis.

Hij heeft gesproken, en onder het dak van zijn nauwe huis
heeft hij de reusachtige Aeneas gebracht en op een zitplaats geplaatst,
gelegen op bladeren en de huid van een Libische beer:
de nacht haast zich en omhelst de aarde met zijn donkere vleugels. 

  • Aenean - Griekse acc. van Aeneas
  • angustus - mogelijke woordspeling met Augustus, waar nu het huis van Euander staat, staat later het huis van Augustus

Vragen

  1. Regel 359-361 talibus t/m carinis (MM18)
    a. wijs in deze regels twee prospectieve elementen aan. Licht je keuze toe.
    Romano faro ... lautis Carinis; het Forum Romanum en de voomame wijk Carinae bestonden niet in de tijd van Euander.
    b. wat is onherkenbaar voor Vergilius lezers
    kuddes op het Forum en in de chique wijk Carinae
    c. Synesthesie is een verbinding van woorden uit verschillende zintuigsferen. In deze regels vind je daarvan een voorbeeld. Citeer de desbetreffende tekstelementen.
    videbant ... mugire
  2. Regel 360 pauperis Euandri (MM19)
    Citeer uit de volgende regels t/m 368 de tekstelementen die hiernaar verwijzen.
    angusti ... tlm ... tecti (366); stratis ... effultum foliis (367-68)
  3. Regel 367 ingentem t/m locavit (MM20)
    a. scandeer deze regel
    ― ― / ― ― / ― ― / ― ― / ― ∪∪ / ― X
    b. welke metrische bijzonderheid valt je op
    spondeeen
    c. wat is daarvan het effect
    De vele spondeeen markeren de moeizame, behoedzame entree van de grote Aeneas in het bescheiden hutje van Euander.
    d. citeer het tekstelement uit het voorafgaande waarmee ingentem constateert.
    angusti

Overig

  • Euander bedoelt hier aan te geven dat zijn eenvoudige huis voor Hercules als een echt paleis was. Sympathieke Hercules toch hè? Of Euander test een vroege versie van humor, een understatement hier dan. Regia is kort voor regia domus, koninklijk huis, paleis.
  • ls Euander Aeneas in zijn bescheiden optrekje met deze woorden ontvangt zijn dat zulke indrukwekkende woorden dat de Stoïcijnse filosoof L. Annaeus Seneca (4 voor Christus – 65 AD) ze overneemt in de Epistulae Morales ad Lucilium, de fameuze brief 18, die begint met de woorden December est mensis. Seneca heeft het daar over de bezwaren van de doorgeslagen luxezucht, met name de bezwaren en gevaren voor de geestelijke ontwikkeling van de ware Stoïcijn. Het gebruik van juist het woordje deo kan verwijzen naar het feit dat ook (quoque) Aeneas, net als de godheid Hercules, zich moet schikken naar de eenvoud in Euanders huis. Voor Hercules bleek dat geen enkel probleem. Impliciet zou dat ook gelden voor Euanders gast van nu, Aeneas. Wat ook kan, is dat de verteller een heel klein beetje aan prospectie doet: ook Aeneas zal een godheid worden (vergoddelijking, weet je nog? Venus had ernaar gehengeld bij Jupiter en Jupiter had bevestigd dat Aeneas, Venus’ zoon, inderdaad vergoddelijking ten deel zou vallen). Ff jullie wat grammatica in je maag splitsen: deo is ABL, omdat dignus waardig een verplichte aanvulling in de ABL heeft
  • een aanduiding dat Euander inderdaad maar een eenvoudig hutje had: rebus (..) egenis. Ook angusti (..) tecti (geen pars pro toto hier, hè: Aeneas past gewoon nauwelijks onder het dak) in het volgende vers is zo’n aanduiding. En de derde, wat meer tot de verbeelding sprekende, aanwijzing is de slaapplaats van Aeneas: wat bladeren en een berenvel. Op de een of andere manier komt bij mij ook een beeld voor ogen van de gebeurtenissen in Ovidius’ verhaal over Philemon en Baucis. In dat verhaal in zijn Metamorphoses vertelt Ovidius dat de goden Jupiter en Mercurius bij twee oude, arme mensen op bezoek gaan. Jupiter en Mercurius doen daar totaal niet moeilijk over die eenvoud, en ze belonen de oudjes zelfs op hun eigen goddelijke manier
  • is die Aeneas nou zo’n groot iemand? Valt reuze mee. Maar als held zou hij qua postuur wat groter zijn dan normale mensen, niet-helden. Tja, het kan. Om de eenvoud van Euanders huisje te benadrukken en de geringe omvang (angusti immers) wordt van Aeneas gezegd dat ie best een dikkerd was of een lange slungel. Het kost hem moeite zijn grote lijf in dat kleine huisje te frommelen. Het komt een beetje koddig over, als je je het probeert voor te stellen. Je ziet het trouwens ook een beetje aan het metrum: de vier beginspondeeën suggereren zijn moeizame entree. Of had je dit vers niet gescandeerd? Zijn we wat lui aan het worden? Hup! Scanderen jij! Moet je op het examen ook kunnen
  • het lijkt alsof ie er al ligt op het moment dat Euander hen daar neer wil doen vlijen (niet vleien, nee). Doet een beetje denken, vind ik tenminste wel, aan ‘een peuk roken’. Dat noemden we ooit een prolepsis. Nu nog steeds. Iemand een blauw oog slaan, dat is ook zo’n leuk voorbeeld van prolepsis. Prolepsis komt ook voor als vooropplaatsing. Die auto, die lag helemaal aan barrels. Die auto: prolepsis
  • Euander heeft gepraat en gepraat en dingen uitgelegd, eigenlijk heeft ie Aeneas volkomen suf geluld. Maar hij is nu wel aan het einde van zijn merkwaardige rondleiding. Merkwaardig, omdat de krasse knar Euander zijn gast Aeneas, die beiden in het besef van Vergilius’ eigentijdse publiek toch wel eeuwen geleden geleefd moeten hebben, een rondleiding heeft gegeven door het ‘moderne’ Rome. Het publiek van Vergilius wordt voortdurend geactiveerd, wakker gehouden, erbij betrokken. Ze zijn bijna bij het huisje waar Euander woont

    Euander had niet veel te makken, zoals uit de tekst verderop ook wel blijkt. Zijn woning bevond zich op de Palatijn. Romeinen uit Vergilius’ tijd realiseren zich onmiddellijk: hee, dat is waar mijn keizer zijn paleis heeft, Octavianus, later Augustus. Onwillekeurig komt het idee binnen dat ook de keizer een niet al te rijk paleis had en dat dat dus goed paste bij een vroege voorganger van hem, Euander. Ook van Augustus is bekend dat hij, op zijn eigen wijze, eenvoud propageerde.

    het IMPF geeft aan dat ze koeien blijven zien, bleven zien dan in dit geval. Bleven zien loeien. Hóren loeien was logischer geweest. Kun je aan een koe zien dat ie loeit? Als een koe zijn muil opentrekt, loeit ie dan ook altijd? Interessant probleem. Maar niet voor bij het examen. Trouwens: de koeien zijn er in de tijd van Euander/Aeneas. In de tijd van Vergilius liepen daar geen koeien los over de straten

    de vervlechting van de twee tijdsgewrichten compleet. Enerzijds lopen Euander en Aeneas over het Forum Romanum en ook over de - in Vergilius’ tijd -  chique Esquilijn, waar ze koeien zien. Koeien die zich daar niet alleen bevinden maar ook de stikstofuitstoot indertijd al stimuleerden: het contrast tussen de eenvoud van Euanders tijd en de ‘huidige’ tijd (die van Vergilius) kon niet groter zijn. Anderzijds vertelt de verteller dus over de situatie in zijn eigen tijd. Blijft grappig

    onpersoonlijke PASS van venire: men kwam. Om niet alle handelingen tot voor de ingang van Euanders huisje exact te beschrijven slaat de verteller even een klein stukje over. Hij kan meteen schakelen naar de verwelkoming door Euander van Aeneas. Euander geeft aan dat hij maar een eenvoudig huisje heeft, maar wel een huisje dat ook Hercules ooit betreden heeft. Oftewel, zelfs de grote Hercules vond het geen bezwaar dat huisje binnen te gaan, hoewel het dus een simpel huisje was. Indirect ga je als luisteraar op het puntje van je stoel zitten. Hercules en nu Aeneas? Aha! Die zullen wel vergeleken worden zeker! En even een reminder qua data. Je hebt kunnen lezen (in de noten bij de eerste versregel uit boek 8 die we in ons pensum gelezen hebben) dat Aeneas op de dag van het offerfeest voor Hercules bij Euander aan was komen draven, op 12 augustus. Don’t forget. Dus Aeneas ontmoet Euander op 12 augustus en komt, tenzij Euander 5 kwartier in een uur gekletst heeft, dezelfde dag Euanders huis binnen. Lezers weten zich nog te herinneren dat Hercules een slechterik verslagen had. Zou Aeneas dan – het zal toch zeker niet? – ook een slechterik verslaan (in the end, zoals die Engelsen zo mooi zeggen)? U voelt hem al: Aeneas de goede verslaat Turnus de slechte. En Octavianus dan? Heeft die ook een slechterik verslagen? Begint met Marcus, eindigt op Antonius. Enig idee? Geniaal, die Vergilius!

 

 

Romeinse kalender

Vergilius

» Over Vergilius
» Aeneis
» Ecloga
» Georgica