Aeneis 8.347–358 – Op de plaats van het latere Rome 2
Latijnse tekst
Hinc ad Tarpeiam sedem et Capitolia ducit
aurea nunc, olim silvestribus horrida dumis.
Iam tum religio pavidos terrebat agrestes
350 dira loci, iam tum silvam saxumque tremebant.
“Hoc nemus, hunc” inquit “frondoso vertice collem
(quis deus incertum est) habitat deus; Arcades ipsum
credunt se vidisse Iovem, cum saepe nigrantem
aegida concuteret dextra nimbosque cieret.
355 Haec duo praeterea disiectis oppida muris,
reliquias veterumque vides monimenta virorum.
Hanc Ianus pater, hanc Saturnus condidit arcem;
Ianiculum huic, illi fuerat Saturnia nomen.”
Vragen
- Regel 347-348 Hinc t/m dumis (MM14)
a. welk stilistisch middel herken je?
b. wat is daarvan het effect?
- Regel 349-350 Iam tum t/m tremebant (MM15)
a. Welk stilistisch middel herken je?
b. wat is daarvan het effect?
c. Naar welke tijd verwijst tum?
- Regel 351-354 Hoc nemus t/m cieret (MM16)
Van welk tekstelement in 349-50 zijn deze regels een uitwerking? Citeer dit.
- Regel 351-358 Hoc t/m nomen (MM17)
Waar verwijst Euander naar de tijd die aan zijn regering voorafging?
Citeer de desbetreffende tekstelementen
Vertaling
Hinc ad Tarpeiam sedem et Capitolia ducit
aurea nunc, olim silvestribus horrida dumis.
Iam tum religio pavidos terrebat agrestes
350 dira loci, iam tum silvam saxumque tremebant.
Vanhier leidt hij naar de Tarpeïsche rots en het Capitool,
nu van goud, eens ruig door bosachtig kreupelhout.
Reeds toen maakte de huiveringwekkende heiligheid van de plaats de angstige boeren bang,
reeds toen huiverden ze voor het bos en de rots.
- Hinc - volgende stap in de rondleiding
- Tarpeias sedes - Tarpeia's zetel de rots is genoemd naar het meisje Tarpeia, dat tijdens de oorlog met de Sabijnen de Romeinse burcht aan hen heeft verraden, maar als straf voor dit verraad werd zij door de Sabijnen gedood. Daarna werden misdadigers, met name landverraders, van deze Tarpeische rots naar beneden gegooid.
- Capitool - het Capitoolis een heuvel met twee toppen, met de burcht de tarpeische rots en de tempel van Jupiter.
- aurea - tempel van Jupiter Capitolinus daterend uit de republikeinse tijd, had een verguld dak.
- nunc olim - antithese, aurea (a) nunc (b) olim (b) horrida (a) chiasme
- iam tum - anafoor
“Hoc nemus, hunc” inquit “frondoso vertice collem
(quis deus incertum est) habitat deus; Arcades ipsum
credunt se vidisse Iovem, cum saepe nigrantem
aegida concuteret dextra nimbosque cieret.
“Dit bos, deze” zegt hij “heuvel met bladerrijke top
(welke god is onzeker) bewoont een god; de Arcadiërs
geloven dat ze Jupiter zelf hebben gezien, toen hij dikwijls de zwart zijnde
aegis met zijn rechterhand zwaaide en de donderwolken in beweging bracht.
- hoc, hunc - je voelt Euander het allemaal aanwijzen
- Arcades - de Arcadiërs
- aegis - de aegis is het schild van Jupiter
- de twee CON, concuteret en cieret, staan er omdat ze de persoonsvorm zijn in een BZ binnen een AcI-constructie (credunt se (=subjectsACC) vidisse Iovem (=objectsACC))
355 Haec duo praeterea disiectis oppida muris,
reliquias veterumque vides monimenta virorum.
Hanc Ianus pater, hanc Saturnus condidit arcem;
Ianiculum huic, illi fuerat Saturnia nomen.”
Je ziet verder deze twee steden met vernielde muren,
restanten en herinneringstekens van vroegere mannen.
Vader Janus heeft deze gesticht, Saturnus deze burcht;
aan de ene was Janiculum, aan de andere Saturnia de naam geweest.”
- alliteratie van de v: veterumque vides (…) virorum
- Janus - is de god vande ingang en uitgang, van het begin en het einde, hij werd voorgesteld met twee hoofden. het werd net als saturnus beschouwd als een van de goden uit de oertijd.
- Ianiculum - op de noordelijke top van het Capitool
- Saturnia (arx) - op de zuidelijke top van het Capitool
- hanc hanc anafoor; hanc (a) Ianus (b), hanc (a) Saturnus (b) parallelisme, asyndeton
- huic, illi - dat. possessivus, Ianiculum (a) huic (b), illi (b) Saturnia (a) chiasme
Vragen
- Regel 347-348 Hinc t/m dumis (MM14)
a. welk stilistisch middel herken je?
chiasme: aurea (a) nunc (b) olim (b) horrida (a)
b. wat is daarvan het effect?
Het markeert het contrast tussen Vergilius' tijd en die van Euander.
- Regel 349-350 Iam tum t/m tremebant (MM15)
a. Welk stilistisch middel herken je?
anafoor: iam tum
b. wat is daarvan het effect?
Het markeert de belangrijke plaats die het Capitool inneemt in de geschiedenis van Rome.
c. Naar welke tijd verwijst tum?
Het verwijst naar de tijd van Euander.
- Regel 351-354 Hoc nemus t/m cieret (MM16)
Van welk tekstelement in 349-50 zijn deze regels een uitwerking? Citeer dit.
religio ... dira loci
- Regel 351-358 Hoc t/m nomen (MM17)
Waar verwijst Euander naar de tijd die aan zijn regering voorafging?
Citeer de desbetreffende tekstelementen
Haec duo ... tlm ... arcem (355-57)
Overig
ja ja, de Tarpeïsche rots, dat is natuurlijk gewoon die steile flank van de Capitolijn waar veroordeelde misdadigers en landverraders naar beneden werden gemikt. Tarpeia was de dochter van een Romeinse aanvoerder (ene Tarpeius, dûh!), die bereid was in ruil voor wat Sabijnen aan hun linkerarm droegen de stad te verraden. Ze kreeg, nadat ze Rome zo genaaid had, haar zin: aan de linkerarm droegen de vijanden zware schilden. Die kreeg ze in overvloed over zich heen, wat ze niet overleefde. Eigenlijk had mevrouw gerekend op mooie gouden sieraden, maar nee hoor. Surprise! Een schild! dit N PL wordt gebruikt voor het Capitool, de (mons) Capitolinus, waar dus de Tarpeïsche rots een onderdeel van vormde, net als de mooie tempel voor Jupiter Optimus Maximus (niet geheel toevallig in 26 gerestaureerd door …. tadaaa … Augustus), met vergulde dakpannen. Vandaar aurea gouden (348). Die heuvel en die tempel waren natuurlijk niet helemaal van goud!
nunc - de tijd van wie??? Dat moet je je als kritisch gymnasiast afvragen. Euander vertelt dit, maar we weten al dat heden en verleden zwaar vervlochten zijn. Degene die Euander dit laat vertellen is natuurlijk ons aller Vergilius. Nunc nu vormt overduidelijk een tegenstelling, een antithese geheten, met zowel olim ooit (348) als tum (349) toen, indertijd
voorbeeld van een chiasme. Kijk: aurea (a) nunc (b) olim (b) horrida (a). Met dit chiasme wordt een tegenstelling, een antithese, benadrukt. De tijd van Vergilius wordt tegenover die van Euander gesteld. En wat je ook vaak bij een chiasme ziet is een asyndeton, waar dus de twee dubbele onderdelen van zo’n kruisstelling niet door een voegwoord verbonden worden. Hier hebben we een adversatief asyndeton
Euander zegt dat ie dit niet zeker weet en dat ie Arcadiërs vage dingen heeft horen beweren over een schildzwaaiende Jupiter. Maar misschien waren die zo stoned als een garnaal. Dat kan. Het vergroot het contrast tussen deze Euander die het niet precies weet en Vergilius, plus diens publiek, die het wél zeker wist
de ACC SG van het van origine Griekse woord aegis, het schild van Jupiter, maar wel de Griekse ACC. Euander vertelt over Arcadiërs (inwoners van de Griekse streek waar hij zelf vandaan kwam) die Jupiter daar met zijn wapenschild hebben zien zwaaien. Een god. Een wat? Een god! De oppergod! Zo vertelt Euander (lees Vergilius) eigenlijk over de tempel voor Jupiter Optimus Maximus (I O M), de veer in de rectale opening van Augustus
donderwolken (die vaak gepaard gaan met bliksem… Jupiter…) zijn donker. Dat komt – ik weet dat het meteorologisch niet verantwoord is – door die zwartmakende, donkermakende (nigrantem) aegis
Euander blijft maar gidsen. Hij wijst hier, hij wijst daar, en ondertussen moeten ze toch al eens een beetje in de buurt van het huisje van Euander komen. Da’s niet echt een mooi groot paleis of zo, eerder een Philemon en Baucishut. Zou je denken. Maar alles is relatief, niet? Bijna aan het eind van de rondleiding wijst Euander nog twee nederzettinkjes aan, die al in puin liggen. Beide nederzettingen zijn van een belangrijk iemand uit de geschiedenis geweest, alleen vertelt Euander niet een heel helder verhaal
pffft, eindelijk weer eens een ABL absolutus in de tekst. Het werd wel weer eens een keertje tijd. Of is dit een gewonere ABL? Bijvoorbeeld eentje die een eigenschap aanduidt? Van die twee steden misschien? Het zou zomaar kunnen. Goed, disiectis is het PTC en muris het SUBST waarvan disiectis iets zegt. Die muren vallen van ellende uit elkaar, en ze zijn dus loei oud, daar gaat het om
alliteratie van de v: veterumque vides (…) virorum. En wie zijn die ouwe knarren? Saturnus en Janus. Janus is de tweekoppige god. Als de deuren van de tempel van Janus gesloten waren, was er vrede in het hele rijk. Tijdens het bewind van Augustus was dat driemaal het geval, voor het eerst in 29, twee jaar voordat Octavianus zich Augustus liet noemen en twee jaar na de beroemde zeeslag bij Actium, waar Octavianus de mede-Romein Marcus Antonius en diens Egyptische mooineuzige (en waarschijnlijk beschikte ze over meer faciliteiten dan alleen een schattige gok) compaan Cleopatra versloeg.
even stilistica scoren. parallellisme zie ik. Jij ook? Zoek zoek zoek, o ja. hanc (a) Ianus (b), hanc (a) Saturnus (b). Er staat geen voegwoord tussen de twee zinsdelen, dus hebben we gratis een asyndeton. Nog meer meneer? De anafoor van hanc lijkt me nauwelijks te missen, maar ja. Zuip een avondje en zuip een nachtje en ochtendje door, en dan mis je hem wel natuurlijk. Door arcem wordt duidelijk dat we echt moeten veronderstellen dat die ouwe stadjes op een heuveltop lagen, want daar bevond zich de arx, de burcht. Daar bovenop die berg, daar bovenop die berg, daar was een burrugt (burcht klinkt niet goed, snappie?), daar was een burrugt. En op die burrugt, en op die burrugt, daar stond een gohod (zelfde verhaal). En van je hela, hela, hela holala. Etc. Lekkere melk was dat.
een PLQP, dat Euander gebruikt om aan te geven dat de restanten écht van lang geleden dateren
Euander strooit kwistig met nog wat stijlmiddelen. Nu gooit ie d’r een chiasme in. Zou dat te maken hebben met Ianiculum huic, illi Saturnia, de volgorde daar? Nou en of, wat een bof, krijg nou een apostrof. Of zoiets. Ianiculum (a) huic (b), illi (b) Saturnia (a). Huic en illi zijn allebei DAT possessivus. Als een Romein wilde zeggen ik heb een leuke chick, dan zei hij mihi est lasciva amica (nette variant). Nog even over die beetje onduidelijke uitleg door Euander. Zoals het hier staat lijkt het erop dat Euander bedoelt aan te geven dat er twee heuvels waren en dat op de ene, de Capitolinus, dat stadje Saturnia lag en op de andere, de Janiculus, dat andere ouwe stadje Janiculum. Maar er zijn ook commentatoren die beweren dat de Capitolinus twee toppen had en dat op een daarvan het ene stadje lag en op de andere het andere stadje. Het leven van commentatoren is fijn, zoals je merkt. Het leven van bestudeerders van commentatoren is nog veel fijner. Gaap. Muntje met Januskop gezien? Goedzo! Trusten.