Aeneis 8.337–346 – Op de plaats van het latere Rome 1
Kaartje van Rome:
Latijnse tekst
Vix ea dicta, dehinc progressus monstrat et aram
et Carmentalem Romani nomine portam
quam memorant, nymphae priscum Carmentis honorem,
340 vatis fatidicae, cecinit quae prima futuros
Aeneadas magnos et nobile Pallanteum.
Hinc lucum ingentem, quem Romulus acer asylum
rettulit, et gelida monstrat sub rupe Lupercal
Parrhasio dictum Panos de more Lycaei.
345 Nec non et sacri monstrat nemus Argileti
testaturque locum et letum docet hospitis Argi.
Vragen
- Regel 337-346 vix ea t/m Argi (MM13)
a. Geef uit deze passage twee voorbeelden van vertellerscommentaar
b. welke plaatsen in de beschrijving herkent Vergilius lezer niet?
Vertaling
Vix ea dicta, dehinc progressus monstrat et aram
et Carmentalem Romani nomine portam
quam memorant, nymphae priscum Carmentis honorem,
340 vatis fatidicae, cecinit quae prima futuros
Aeneadas magnos et nobile Pallanteum.
Nauwelijks zijn deze woorden gezegd, vervolgens toont hij verderlopend én het altaar
én de poort die de Romeinen met de naam Carmentalis
noemen, als een oud eerbewijs van de nimf Carmentis,
een voorspellende profetes, die als eerste voorspelde dat
de Aeneaden groot zouden zijn en het Pallanteum beroemd.
- ea -> ea verba
- cecinit quae - omdraaien woordvolgorde, anastrofe
- Aeneadas (a) magnos (b) et nobile (b) Pallanteum (a) -> versus spondiacus
- Carmentalis - porta carmentalis is de poort bij de tiber en het capitool genoemd naar het vlakbij gelegen altaar van carmenta
- Pallanteum - stad gesticht door Euander op de Palatijn
- Aeneadae - nakomelingen van Aeneas
- Romulus - zoon van Mars en Rhea Silvia, tweelingbroer van Remus, stichter en eerste koning van Rome
- na de stichting van Rome wees romulus om de bevolking te vergroten plaats aan op het capitool waar vluchtelingen uit de omgeving zich onder de bescherming van Rome konden stellen
Hinc lucum ingentem, quem Romulus acer asylum
rettulit, et gelida monstrat sub rupe Lupercal
Parrhasio dictum Panos de more Lycaei.
345 Nec non et sacri monstrat nemus Argileti
testaturque locum et letum docet hospitis Argi.
Vandaar toont hij een reusachtig woud, dat de vurige Romulus als asiel
aan heeft gewezen, en onder een ijskoude rots het Lupercal,
genoemd naar de Parrhasische wijze van Pan van de Lycaeus.
Maar ook toont hij het bos van het heilige Argiletum
en roept hij de plaats tot getuige en onderwijst hij over de dood van zijn gastvriend Argus.
- hinc - de rondleiding gaat door
- Lupercal - het Lupercal was oorspronkelijk een heiligdom gewijd aan lupercus, de god die wolven tegenhoudt. deze grot lag aan de voet van de palatijn; volgens de legende heeft de wolvin (lupa) hier romulus en remus gezoogd. later werd lupercus geidentificeerd met de griekse god Pan Lycaeus, die werd werd vereerd in de streek Parrhasia in Arcadië, bij de Lycaeus (wolfsberg van lycos wolf in Grieks).
- Parrhasius -
- Panos - Gr. gen. van Pan
- Pan Lycaeus -
- Argiletum - eigenlijke betekenis: kleiput, waar pottenbakkers hun materiaal haalden. hier opgevat als argiletum, de dood van argus, een gast van Euander. Toen bleek dat Argus het op Euanders leven had voorzien, werd hij gedood. In de tijd van Vergilius was het een wijk waar veel handel werd gedreven, onder andere Cicero had daar winkels.
- nec non - litotes
- r. 345 - versus spondiacus
Vragen
- Regel 337-346 vix ea t/m Argi (MM13)
a. Geef uit deze passage twee voorbeelden van vertellerscommentaar
Carmentalem ... tlm ... memorant (338-39)
Quem ... tlm ... rettulit, (342-43)
b. welke plaatsen in de beschrijving herkent Vergilius lezer niet?
lucum ingentem (342)
nemus Argileti (345)
Overig
nog vóór Apollo’s orakel, nog vóór de Sibylle (Aeneas’ activiteitenbegeleidster in de Onderwereld) dat had gezegd. Wat had gezegd? Nou, dat de nakomelingen van Aeneas, de Aeneades, groot zouden zijn en Pallanteum beroemd zou zijn. Achter futuros 340 moet je esse aanvullen en dan heb je de INF van de AcI. Die AcI is nodig na quae cecinit (goede volgorde): Aeneadas en Pallanteum zijn subjectsACC
voor Vergilius’ verbaasde publiek blijkt er nog een geschiedenis achter deze naam te zitten, terwijl datzelfde publiek het Argiletum (vlakbij het forum) gewoon een wijk vond waar veel pottenbakkers hun klei (argilla) haalden en waar de beroemde redenaar Cicero winkels bezat. Euander maakt er weer een etymologisch verhaal van. Argus was een man die ooit een aanslag op Euander had willen plegen, maar daarbij om het leven kwam. Zeg maar gerust om het leven gebracht werd. Hij was dus keidood. Een Latijns woord voor dood is letum (we kennen het woord natuurlijk nog van de letalis harundo die in de flank van die aangeschoten - niet straalbezopen! - hinde zat, waarmee Dido vergeleken werd). Voilà. De dood van Argus, huppekee, Argiletum. hoe dat verhaal precies zit, dát vertelt Euander er niet bij. We moeten van hem/Vergilius geloven dat deze Argus zich niet echt een hospes gastvriend had getoond door zijn gastheer, Euander, lek te willen prikken. Euander zou de man eigenhandig om zeep hebben geholpen. Geen greintje kwaad school er in de oude baas. Zo op het oog. Maar ondertussen