Aeneis 8.328–336 – De vroegere bewoners van Rome 2
Euander vertelt Aeneas over de vroegere bewoners van de plek van het toekomstige Rome, waar ze nu zijn.
Latijnse tekst
Tum manus Ausonia et gentes venere Sicanae,
saepius et nomen posuit Saturnia tellus;
330 tum reges asperque immani corpore Thybris,
a quo post Itali fluvium cognomine Thybrim
diximus; amisit verum vetus Albula nomen.
Me pulsum patria pelagique extrema sequentem
Fortuna omnipotens et ineluctabile fatum
335 his posuere locis, matrisque egere tremenda
Carmentis nymphae monita et deus auctor Apollo.”
Vragen
- Regel 310-332 Primus t/m nomen (MM10)
a. In deze passage vertelt euander over de mensen die zich vóór hem en Aeneas in Latium vestigden.
Citeer de drie desbetreffende tekstelementen.
b. Deze invasies gingen gepaard met de gebruikelijke naamsveranderingen.
Citeer de desbetreffende tekstelementen. - Regel 333-336 Me pulsum t/m Apollo (MM12)
a. Welke twee stilistische middelen herken je?
b. Welk drie overeenkomsten zie je tussen het lot van Euander en dat van Aeneas?
Vertaling
Tum manus Ausonia et gentes venere Sicanae,
saepius et nomen posuit Saturnia tellus;
330 tum reges asperque immani corpore Thybris,
a quo post Itali fluvium cognomine Thybrim
diximus; amisit verum vetus Albula nomen.
Toen zijn het Ausonische gezag en de Sicanische volkeren gekomen,
en vrij vaak heeft het Saturnische land zijn naam afgelegd;
toen zijn koningen gekomen en (onder andere) Thybris, ruw door zijn reusachtige lichaam,
naar wie wij Italiërs later de rivier met de bijnaam Thybris
genoemd hebben; haar echte naam heeft de oude Albula verloren.
- tum - het tijdperk van Saturnus is afgelopen, nu komt er iets nieuws.
- Ausonius = Italisch
- Sicanus = Sicanisch; oorspronkelijke bewoners van Sicilië
- saepius - comp. van het bijwoord saepe
- tum - wordt herhaald, anafoor, nieuw tijdperk weer
- Thybris = een Italische koning, die qua naam erg overeenkomt met de Tiber, de rivier door Rome
- verum vetus - alliteratie
- Albula - de oude naam voor de Tiber
Me pulsum patria pelagique extrema sequentem
Fortuna omnipotens et ineluctabile fatum
335 his posuere locis, matrisque egere tremenda
Carmentis nymphae monita et deus auctor Apollo.”
Mij, nadat ik verdreven was uit mijn vaderland en terwijl ik het uiterste van de zee opzocht,
hebben de almachtige Fortuna en het onafwendbare lot
in deze plaatsen geplaatst, en de angstaanjagende voorspellingen van mijn moeder,
de nimf Carmentis, en de god Apollo als haar zegsman, hebben me voortgedreven.”
- me - weer een verandering, nu gaan we naar Euander
- pulsum patria pelagi - alliteratie, net als fortuna fatum.
- pulsum (a) patria (b) extrema (b) sequentem (a) -> chiasme
- fortuna (a) omnipotens (b) et ineluctabile (b) fatum (a) -> chiasme
- extrema pelagi = uiterste van de zee, bedoeld word thet westen, Hesperia
- pulsum -> Aeneas is ook verdreven uit zijn vaderland, en komt ook na een lange zeetocht in Latium terecht. Wat dat betreft lijkt hij op Euander (en ook een beetje op Saturnus die verbannen was en in Latium uit kwam en een gouden tijdperk startte)
- Carmentis = een profetes en moeder van Euander
- porta Carmentalis poort bij de tiber en het capitool genoemd naar het vlakbij gelegen altraar van Carmenta
- Aeneadae nakomelingen van Aeneas
- Pallanteum stad gesticht door Euander op de Palatijn
Antwoorden op de vragen
- Regel 310-332 Primus t/m nomen (MM10)
a. In deze passage vertelt euander over de mensen die zich vóór hem en Aeneas in Latium vestigden.
Citeer de drie desbetreffende tekstelementen.
Primus ... venit Saturnus (319)
Tum man us ... t/m ... Sicanae, (328)
tum reges ... t/m ... Thybris, (330)
b. Deze invasies gingen gepaard met de gebruikelijke naamsveranderingen.
Citeer de desbetreffende tekstelementen.
Latiumque vocari maluit (322-3)
saepius ... tlm ... tellus; (329)
a qua post ... t/m ... nomen.(331-2) - Regel 333-336 Me pulsum t/m Apollo (MM12)
a. Welke twee stilistische middelen herken je?
chiasme: pulsum (a) patria (b) pelagi extrema (b) sequentem (a)
Fortuna (a) omnipotens (b) ineluctabile (b) fatum (a)
alliteratie: -p-: pulsum patria pelagi -f-: Fortuna ... fatum
b. Welk drie overeenkomsten zie je tussen het lot van Euander en dat van Aeneas?
Beiden werden uit hun vaderland verdreven en zwierven daarna rond.
Beiden werden geleid door hun goddelijke moeders Carmentis en Venus. Beiden werden beschermd door Apollo.
Overig
we hadden eigenlijk wel kunnen weten dat die ontmoeting van Euander met Aeneas geen toeval was, hè. Te veel toevalligheidjes allemaal. En ons vermoeden klopt: ook Euander heeft niet een gewone sterfelijke moeder, maar een nimf als moeder. Ja, ja, een milf. Nee, geen milf, een nímf. Deze Carmentis was een bronnimf, die bovendien over voorspellende gaven beschikte. Altijd handig. Nimfen hielden zich bezig met de natuur, met rivieren, met bomen en dus ook met bronnen. Niet wetenschappelijke bronnen, maar gewone bronnen. Die koud water doen opwellen. Heerlijk helder … koud water. Het verhaal van Euander moet gelijkenissen vertonen met dat van Aeneas, zodat die ook nog door de laatste zure appels heen zal bijten bij het stichten van een nieuw Troje. Euander is bij wijze van spreken het mechanisme waardoor Aeneas voorgespiegeld krijgt wat zijn nazaten, de Romeinen, te wachten staat.
Euander vertelt hier dus eigenlijk dat hij, na die omzwervingen, wist dat hij op de goede plek aangekomen was omdat zijn moeder (een nimf, nog net geen echte godin, maar alla) en Apollo, wel een echte god natuurlijk, hem dat aangaven (monita in 336). Hee, zullen mensen gedacht hebben. Da’s krek Aeneas! Die werd ook door goden richting een nieuw land gemanoevreerd. Aeneas door mamsepams Venus, en deze knakker door moeke Carmentis (beter bekend als Carmenta). En Apollo beschermde zowel Aeneas als het oude baasje Euander. Van Apollo zien we dat in dit examenpensum niet zo snel terug, maar Apollo redde Aeneas in de Trojaanse oorlog eens een keertje, en Aeneas vraagt nou juist aan Apollo toe te staan dat de Trojanen zich vestigen in Latium. Apollo beschermde Aeneas tijdens zijn omzwervingen, waarvan Vergilius als primaire verteller en Aeneas als secundaire verteller in boek 3 verhaalt. Aeneas en Apollo was dus dikke mik. De namen van Carmentis/Carmenta en Apollo omzomen deze versregel (mooi, niet?), voorlopig weer de laatste woorden van Euander. Let dus op het veranderende verteltempo, zodat je er zinnige dingen over kunt opschrijven. Weet je het verschil nog tussen verteltijd en een ACC? Tussen indirecte rede en een pleonasme? Tussen fotosynthese en fotogeniek? Nee? Slordig hoor