Aeneis 4.584–629 – Dido ziet Aeneas vertrekken
Dido ontdekt dat Aeneas vertrekt 1
Et iam prima novo spargebat lumine terras
585 Tithoni croceum linquens Aurora cubile.
Regina e speculis ut primam albescere lucem
vidit et aequatis classem procedere velis,
litoraque et vacuos sensit sine remige portus,
terque quaterque manu pectus percussa decorum
590 flaventisque abscissa comas “Pro Iuppiter! Ibit
hic,” ait “et nostris inluserit advena regnis?
Non arma expedient totaque ex urbe sequentur,
diripientque rates alii navalibus? Ite,
ferte citi flammas, date tela, impellite remos!”
Dido ontdekt dat Aeneas vertrekt 2
595 “Quid loquor? Aut ubi sum? Quae mentem insania mutat?
Infelix Dido, nunc te facta impia tangunt?
Tum decuit, cum sceptra dabas. En dextra fidesque,
quem secum patrios aiunt portare Penates,
quem subiisse umeris confectum aetate parentem!
600 Non potui abreptum divellere corpus et undis
spargere? Non socios, non ipsum absumere ferro
Ascanium patriisque epulandum ponere mensis?
Verum anceps pugnae fuerat fortuna. Fuisset:
quem metui moritura? Faces in castra tulissem
605 implessemque foros flammis natumque patremque
cum genere exstinxem, memet super ipsa dedissem.”
Dido ontdekt dat Aeneas vertrekt 1
Et iam prima novo spargebat lumine terras
585 Tithoni croceum linquens Aurora cubile.
En de eerste Aurora bestrooide de landen al met nieuw licht,
terwijl ze het suffraankleurige bed van Tithonus verlaat.
- Aurora = godin van dageraad.
- Tithonus = een van de geliefdes van Aurora, ze stal hem, de zoon van een Trojaanse koning, en vroeg aan haar vader (Jupiter) voor hem het eeuwig leven. Jupiter stemde hiermee in, maar omdat ze was vergeten te vragen om eeuwige jeugd, werd hij steeds ouder totdat hij niets meer zelf kon.
- croceum = krokuskleur bedoeld wordt saffraankleur, dat wordt namelijk gewonnen uit een krokus. Is meer van haar kleren dan van het bed -> enallage Aurora is die kleur niet het bed
Regina e speculis ut primam albescere lucem
vidit et aequatis classem procedere velis,
litoraque et vacuos sensit sine remige portus,
terque quaterque manu pectus percussa decorum
590 flaventisque abscissa comas “Pro Iuppiter! Ibit
hic,” ait “et nostris inluserit advena regnis?
De koningin, zodra ze uit haar wachttoren het eerste licht worden
heeft gezien en dat de vloot met de zeilen op één lijn voortging,
en heeft gemerkt dat de kusten en havens, zonder roeiers, leeg waren,
zich en driemaal en viermaal met haar hand op haar bekoorlijke borst slaand
en zich haar blonde haren uitgerukt hebbend, zei ze: “Bij Jupiter! Zal
hij gaan en zal de vreemdeling onze rijken belachelijk maken?
- Bijzin: ut regina vidit + A.c.I. (ut) regina sensit + A.c.I.
- Flaventes (blond) zegt iets over het schoonheidsideaal. Blond in Italie is het je van het.
- portus is acc mv, congrueert met vacuos
- Dido wordt hier een beetje boos en rouwt zo van ‘whats happening’ Jupiter. Ze ziet de schepen enz en probeert te bedenken waarom hij weggaat want hij geniet van alles, van de stad en mijn liefde enz en dan gaat hij gewoon weg zonder gedag te zeggen.
- Zij trok haar haren eruit en sloeg op haar borst, dit was in die tijd een teken van rouwen. Haar man is al overleden en nu heeft ze eindelijk een nieuwe liefde en gaat hij haar ook verlaten zonder ook maar iets te zeggen, zij ziet hier in dit moment Aeneas wegvaren.
Non arma expedient totaque ex urbe sequentur,
diripientque rates alii navalibus? Ite,
ferte citi flammas, date tela, impellite remos!”
Zal niet iemand de wapens gereedmaken en hem vanuit de gehele stad volgen,
en de vloten snel te water laten in het dok? Jullie moeten gaan,
snel de vlammen dragen,
de wapens geven, je aan de roeiriemen zetten!
- non alii = niet iemand = niemand
Dido ontdekt dat Aeneas vertrekt 2
595 “Quid loquor? Aut ubi sum? Quae mentem insania mutat?
Infelix Dido, nunc te facta impia tangunt?
Wat zeg ik? Waar ben ik? Welke waanzin verandert mijn geest?
Ongelukkige Dido, treffen de goddeloze daden jou nu?
- ze is hier heel erg overstuur
Tum decuit, cum sceptra dabas. En dextra fidesque,
quem secum patrios aiunt portare Penates,
quem subiisse umeris confectum aetate parentem!
Toen heeft het gepast, toen jij (hem) de scepter gaf. Kijk, zijn rechterhand en zijn trouw,
van de man, van wie ze zeggen dat hij de vaderlandse Penaten met zich heeft gedragen,
van wie ze zeggen dat hij zijn vader, verzwakt door zijn leeftijd, op de schouder heeft genomen!
- cynische toon
- quem anafoor
- Een scepter is een symbool van macht. Ze had het zich toen moeten bedenken dat zij ziek was (wanneer ze hem de macht en het rijk gaf, ook wel wanneer ze hem de scepter gaf). Mensen gaven elkaar een rechterhand in vertrouwen dit slaat ook terug op de rechterhand in het eerste stuk. Aeneas is zo geweldig zeggen ze maar in de werkelijkheid is hij dit niet, probeert Dido te impliceren. Huisgoden meenemen werd als eerwaardig gezien. Aeneas zijn vader heette Anchises. Ze zegt dat ze zich eerder had moeten realiseren dat ze ‘ziek’ was, niet nu pas.
600 Non potui abreptum divellere corpus et undis
spargere? Non socios, non ipsum absumere ferro
Ascanium patriisque epulandum ponere mensis?
Had ik het weggerukte lichaam niet kunnen verscheuren en over de golven
kunnen verstrooien? Had ik niet de bondgenoten, niet Ascanius zelf kunnen doden met ijzer
en voor kunnen zetten om als feestmaal te houden op de vaderlijke tafels?
- abreptum corpus - Aeneas in een dode staat verscheurd en in stukjes.
- ferro-> zwaard, metonym (materiaal ipv voorwerp)
- non non anafoor
- twee keer enjambement, geeft veel nadruk
- epulandum = gerundivum
Verum anceps pugnae fuerat fortuna. Fuisset:
quem metui moritura? Faces in castra tulissem
605 implessemque foros flammis natumque patremque
cum genere exstinxem, memet super ipsa dedissem.”
Maar, de afloop van de strijd was onzeker geweest. Het zou geweest kunnen zijn:
wie had ik moeten vrezen, die op het punt staat om te sterven? Zou ik de fakkels naar het (leger)kamp hebben gebracht,
en de dekken
gevuld hebben met vlammen en de zoon en de vader
met zijn geslacht uitgeroeid hebben, ik zou mezelf daarbovenop hebben gegeven.”
- Dit stuk is de eerste keer dat wij met haar zelfmoord in aanmerking komen ook wel een prospectie hier. Ze was zelf bij het vuur ingesprongen. Ook in latijn is hier dat zij het moeilijk, bijv. door te constateren dat zij si in de coni zin heeft weggelaten.
- Alle conjunctieven zijn hier een irrealis van het verleden.
Dido vervloekt Aeneas opnieuw 1
“Sol, qui terrarum flammis opera omnia lustras,
tuque harum interpres curarum et conscia Iuno,
nocturnisque Hecate triviis ululata per urbes
610 et Dirae ultrices et di morientis Elissae,
accipite haec, meritumque malis advertite numen
et nostras audite preces. si tangere portus
infandum caput ac terris adnare necesse est,
et sic fata Iovis poscunt, hic terminus haeret:
615 at bello audacis populi vexatus et armis,
finibus extorris, complexu avulsus Iuli
auxilium imploret videatque indigna suorum
funera; nec, cum se sub leges pacis iniquae
tradiderit, regno aut optata luce fruatur,
620 sed cadat ante diem mediaque inhumatus harena.
Haec precor, hanc vocem extremam cum sanguine fundo.”
Dido vervloekt Aeneas opnieuw 2
“Tum vos, o Tyrii, stirpem et genus omne futurum
exercete odiis, cinerique haec mittite nostro
munera. Nullus amor populis nec foedera sunto.
625 Exoriare aliquis nostris ex ossibus ultor
qui face Dardanios ferroque sequare colonos,
nunc, olim, quocumque dabunt se tempore vires.
Litora litoribus contraria, fluctibus undas
imprecor, arma armis: pugnent ipsique nepotesque.”
Dido vervloekt Aeneas opnieuw 1
“Sol, qui terrarum flammis opera omnia lustras,
tuque harum interpres curarum et conscia Iuno,
nocturnisque Hecate triviis ululata per urbes
610 et Dirae ultrices et di morientis Elissae,
“Zon, die alle werken van de landen met (uw) vlammen verlicht,
en u, bemiddelaar en getuige van dit liefdesverdriet, Juno,
en Hecate,
huilend aangeroepen op nachtelijke driesprongen door steden heen
en wrekende Furiën en goden van de stervende Elissa,
- de Furiën, of Erinyen, zijn de wraakgodinnen
- Elissa - andere naam voor Dido
- Hecate - godin van heksen en tovenarij, vereerd op driesprongen
- Hecate wordt aangeroepen omdat ze in de ellende zit, de goden die de stervende Dido gaan begeleiden en Iuno omdat zij van het liefdesverdriet was. Dido denkt deze goden nodig te hebben.
- Dido gaat van moritura naar moriens
- De zon wordt aangeroepen, want die ziet alles, Juno, die over het huwelijk gaat, en Hecate en de Furiën, omdat ze wraak wil nemen.
- Through this passage there are many heavy spondees combined with frequent repetititon of long a- sounds especially in -arum, and ululata; these are associated with many long u sounds. This alliteration and rhythm give the effect of the intense emotion of her prayers.
accipite haec, meritumque malis advertite numen
et nostras audite preces. si tangere portus
infandum caput ac terris adnare necesse est,
et sic fata Iovis poscunt, hic terminus haeret:
jullie moeten dit vernemen, en zoals verdiend jullie goddelijke macht op de slechten richten,
en mijn gebed (aan)horen.
Als het noodzakelijk is dat de afschuwelijke kop
de havens bereikt en naar de landen zwemt,
en
de lotsbepalingen van Jupiter het zo eisen, staat het einde hier vast:
- infandum caput = scheldwoord, soort van ‘klootzak’
- ACI
- Coni (si-zin) = realis (want het IS zo (prae act ind)
- In het eerste deel (eerste poot) van de si-zin blijkt dat wat er gaat gebeuren voorbestemd is door de goden
615 at bello audacis populi vexatus et armis,
finibus extorris, complexu avulsus Iuli
auxilium imploret videatque indigna suorum
funera; nec, cum se sub leges pacis iniquae
tradiderit, regno aut optata luce fruatur,
620 sed cadat ante diem mediaque inhumatus harena.
Haec precor, hanc vocem extremam cum sanguine fundo.”
Laat hij dan tenminste gekweld door oorlog en wapens van een dapper volk,
verbannen uit zijn grenzen, ontrukt aan de omhelzing van Julus,
om hulp smeken en onwaardige begrafenissen zien van de zijnen;
en niet, wanneer hij zich onder voorwaarden van een onwaardige vrede
heeft overgeleverd, van zijn heerschappij of van het gewenste levenslicht genieten,
maar laat hij neervallen voor zijn dag en onbegraven midden op het zand.
Dit smeek ik, deze laatste woorden giet ik samen met mijn bloed uit
- Ze gebruikt ‘laat’ in plaats van ‘moge’ omdat ze best boos is en daarom het meer een bevel is dan een wens (moge is echter niet fout).
- “dit smeek ik...met mijn bloed” = prospectie op haar zelfmoord
- souorum = gen. mv. = van de zijnen
- chiasme -> auxilium (a) imploret (b) videatque (b) indigna suorum funera (a)
- enjambement funera
- In het tweede deel (tweede poot) van de si-zin hoopt en wenst ze dat er 4 dingen gaan gebeuren:
- Dat het slecht gaat in de oorlog
- Dat hij verbannen wordt uit zijn gebied, oftewel Troje.
- Dat hij zijn zoontje Julus niet meer zal zien (dus zijn vaderlijke gevoel pijn doen)
- Dat zijn vrienden onwaardig dood gaan en dus niet naar de onderwereld kunnen
- Hier worden weer legende en geschiedenis met elkaar gecombineerd. De vervloeking is verrassend accuraat, en wordt bijna tot op het woord waarheid. Zo regeerde Aeneas maar drie jaar, en werd zijn lichaam nooit gevonden nadat hij dood was gegaan. Begrafenis was erg belangrijk, als je niet goed begraven werd, zou je geest na de dood niet naar de onderwereld gaan en voor eeuwig op aarde rondzwerven.
Dido vervloekt Aeneas opnieuw 2
“Tum vos, o Tyrii, stirpem et genus omne futurum
exercete odiis, cinerique haec mittite nostro
munera. Nullus amor populis nec foedera sunto.
Dan moeten jullie, Tyriërs, zijn familie en zijn hele toekomstige geslacht
voordurend vervolgen met haat(gevoelens), en aan onze as deze
dodenoffers geven. Er moet geen (enkele) liefde en ook geen verdragen aan de volkeren zijn.
- Tyriërs = Karthagers
- nullus amor - bedenk de dubbele laag die dit inhoudt, gegeven de inhoud van boek 4
- populis - dat. possessivus
625 Exoriare aliquis nostris ex ossibus ultor
qui face Dardanios ferroque sequare colonos,
nunc, olim, quocumque dabunt se tempore vires.
Laat jij, wie je ook bent, uit onze botten opstaan als wreker,
die met een brandfakkel en met ijzer de Trojaanse kolonisten moet achtervolgen,
nu, ooit, op welke tijd ook maar de krachten zich zullen tonen.
- qui = coni. met rel. = finalis
- met uit onze botten bedoelt ze iemand uit haar nageslacht (Romeinen dacht aan Hannibal?)
- nunc, olim - nu of later, adversatief asyndeton
Litora litoribus contraria, fluctibus undas
imprecor, arma armis: pugnent ipsique nepotesque.”
Dat kusten vijandig aan kusten zijn, golven aan golven,
wens ik, wapens aan wapens: mogen en zijzelf en hun nakomelingen strijden.”
- ipsi que nepotesque - polysyndeton, gaat zowel over Romeinen als Carthagers.