Aeneis 4.56–73 – Dido laat zich overhalen
Dido heeft het betoog van Anna aangehoord, en hoe ze hierop reageert, wordt nu beschreven. Hierbij komt ook een homerische vergelijking kijken.
Latijnse tekst
His dictis impenso animum flammavit amore
55 spemque dedit dubiae menti solvitque pudorem.
Principio delubra adeunt pacemque per aras
exquirunt; mactant lectas de more bidentis
legiferae Cereri Phoeboque patrique Lyaeo,
Iunoni ante omnis, cui vincla iugalia curae.
60 Ipsa tenens dextra pateram pulcherrima Dido
candentis vaccae media inter cornua fundit,
aut ante ora deum pinguis spatiatur ad aras,
instauratque diem donis, pecudumque reclusis
pectoribus inhians spirantia consulit exta.
65 Heu, vatum ignarae mentes! Quid vota furentem,
quid delubra iuvant? Est mollis flamma medullas
interea et tacitum vivit sub pectore vulnus.
Uritur infelix Dido totaque vagatur
urbe furens, qualis coniecta cerva sagitta,
70 quam procul incautam nemora inter Cresia fixit
pastor agens telis liquitque volatile ferrum
nescius: illa fuga silvas saltusque peragrat
Dictaeos; haeret lateri letalis harundo.
Vorige tekst :: Naar boven :: Volgende tekst
Aantekeningen
1 |
65 vates, -is m/f hier: offerziener (die in de ingewanden van het offerdier de voortekenen moest aflezen)
delubrum tempel
est = edit
edere eten, verteren
medulla merg
interea hier: al die tijd
infelix, -icis ongelukkig
vagari zwerven
conicere (-io), ieci, iectum hier: afschieten
coniecta abl. Bij sagitta
cerva hinde
sagitta pijl
70 incautus er niet op verdacht zijnde / onvermoed
incautam predicatief gebruikt
Cresius adj. van Kreta; Kreta gold als een eiland van goede boogschutters
figere, fixi hier: treffen
pastor, -oris m herder
agere hier: jagen
linquere, liqui = relinquere
volatilis vliegend
nescius onwetend, zonder te weten
saltus, -us m bergwoud
peragrare zwerven door
Dictaeus adj. van de Dicte; een berg op Kreta
letalis dodelijk
harundo, -inis f riet, pijl
nunc … nunc nu eens … dan weer
Aenean Griekse acc.
75 Sidonius Sidonisch, Phoenicisch
Vragen
- Regel 65-67 Heu, vatum t/m vulnus (Mavortia Moenia, vraag 15)
a. Wat is de strekking van deze regels?
b. In deze regels is vertellerscommentaar aanwezig. Licht dit toe.
c. Welke stilistische middelen herken je in 65-66?
d.Welke twee metaforen pakt Vergilius weer op in 66-68? -
Werkvertaling
Klik hier om de betekenis van de kleuren en opmaak te zien (popup)
His dictis impenso animum flammavit amore
55 spemque dedit dubiae menti solvitque pudorem.
Met deze woorden heeft ze haar hart/geest doen ontbranden in een hevige liefde
en heeft ze hoop gegeven aan de twijfelende geest en heeft ze een einde gemaakt aan haar schaamte.
- De woorden van Anna; het hart van Dido;
- Schaamte om de belofte te verbreken
- De dam is als het ware gebroken, Annas speech heeft effect gehad. in een trikolon worden de effecten beschreven: de zinnen worden steeds korter om aan te geven dat het onvermijdelijke volgt: ze is overtuigd en er is een einde aan de schaamte (solvit pudorem). Dit gaat natuurlijk terug naar het einde van Dido's speech, toen ze de god van de schaamte, Pudor, aanhaalde. Nu staat die voor de nadruk aan het einde van de zin. Chiasme: animum flammativit, spem dedit, maar solvit pudorem. En ook een zldzaam iets: de zinnen rijmen. De twee woorden waar het om gaat, liefde (amore) vs schaamte (pudorem). Het point of no return is bereikt, Dido heeft geen Pudor meer.
Principio delubra adeunt pacemque per aras
exquirunt; mactant lectas de more bidentes
legiferae Cereri Phoeboque patrique Lyaeo,
Iunoni ante omnes, cui vincla iugalia curae.
In het begin gaan zij naar de tempels en vragen ze langs altaren
vrede;
zij slachten volgens vast gebruik uitgelezen offerdieren
aan de wetgevende Ceres en aan Phoebus en aan vader Lyaeus,
aan Juno voor allen, aan wie de huwelijksbanden tot zorg zijn.
- principio = abl + in = in het begin letterlijk vertaald, om te beginnen
- lett. ze vragen vrede door te offeren
- Dido komt nu in actie, eerst samen met Anna: trikolon geeft dit aan, weer met de laatste kolon in chiasme met de vorige twee. Beschreven wordt hoe de goden benadert moetn worden
- Bidentes staat hier voor jonge schaapjes ook wel kleine tweetandjes want dens is tand, als er twee tandjes zijn is het schaap ong 1-2 jaar oud.
- 2 dingen worden er geofferd: vet en botten. Dit gaf veel rook naar boven en zo veel plezier aan de goden (dachten ze toendertijd)
- lyaeus = bacchus
- Juno is de godin van het huwelijk, wederom wordt ze hier apart van de andere goden genoemd. ze zou boos kunnen worden kunnen worden want de belofte is aan juno
- curae = + sunt, dat. finalis
- vincla = vincula
60 Ipsa tenens dextra pateram pulcherrima Dido
candentis vaccae media inter cornua fundit,
aut ante ora deum pingues spatiatur ad aras,
instauratque diem donis, pecudumque reclusis
pectoribus inhians spirantia consulit exta.
De zeer mooie Dido, terwijl ze zelf de offerschaal met haar rechterhand vasthoudt,
giet (wijn) midden tussen de hoorns van een glanzend witte koe,
of wandelt op en neer vóór de gezichten van de goden naar vette altaren,
en hernieuwt de dag met geschenken, en terwijl ze met open mond naar de opengelegde
buiken van dieren staart, raadpleegt ze dampande ingewanden.
- Nu gaan we van de zussen samen naar Dido alleen: ipsa ... Dido (hyperbaton) markeert dit, net als dat de ww enkelvoud worden. Ze markeren de volgende stap in het offerproces, maar er is meer aan de hand. De vorige offers met Anna lijken niet geholpen te hebben, als je kijkt wat Dido hier allemaal gaat proberen(uit wanhoop)
- ze raadpleegt de ingewanden om de toekomst te voorspellen, dit kon je vóóral zien aan de lever
- pulcherrima = superlativus, epitheton
- dextra manu mist
- ipsa zou ook bij dextra manu kunnen, omdat het dan textueel ook omarmd vastgehouden wordt, maar het is abl want kort met scanderen dus dat kan niet. (ipsa moet je scanderen want dat is echt leuk)
- media inter cornua het wordt het tussen de hoorns, als je kijkt naar de plaatsing van de woorden
- ipsa ... pulcherrima Dido = hyperbaton
- fundit + vinum weggelaten
- de altaars zijn vet door de vorige offers (het vet en de botten delen die je niet kunt eten worden verbrand op het altaar)
- deum = deorum
- instaurare is de technische religieuze term voor herhalen van een godsdienstige handeling, wanneer deze niet vlekkeloos was verlopen of om zeker te zijn dat het perfect gaat. Blijkbaar doet Dido dit gedurende een aantal dagen
- reclusis pectoribus enjambement, hierdoor zijn de buiken als het ware echt gespleten omdat de zin daar ook gespleten is.
- spirantia ... exta, hyperbaton, zorgt ook weer voor het beeld van gespleten ingewanden.
- Ze voorspelt met de ingewanden van de dieren de toekomst, terwijl ze nog bewegen omdat het dier net dood is. Zo iemand heet een haruspex. Ook al kunnen we niet zien wat Dido ziet (dat zou misschien ook vies zijn om te lezen), lijkt het uit dit stuk dat door de herhalingen van de offers het niet is wat ze wil horen.
65 Heu, vatum ignarae mentes! Quid vota furentem,
quid delubra iuvant? Est molles flamma medullas
interea et tacitum vivit sub pectore vulnus.
Ach, onwetende geesten van offerzieners! Wat helpen wensen de razende,
wat (helpen) tempels? Een vlam verteert haar zachte merg
al die tijd en een zwijgende wond leeft onder de borst.
- Heu t/m mentes! - een zeldzaam voorbeeld van vertellerscommentaar (apostrofe)
- quid t/m iuvant? - retorische vraag
- vates , de haruspices worden bedoeld (offerzieners)
- quid quid zal ook wel iets zijn
- molles flamma medullas - alliteratie
- vivit ... vulnus -alliteratie
- wat betreft de beeldspraak komt dit sterk overeen met het begin van het boek. vergelijk zwijgend met blind, en het leven van de wond onder de borst met het voeden met de aderen van de wond. Maar tegelijkertijd wordt het beeld van de offerdieren voortgezet, die ook geslacht worden op de altaren en verbrand. Dido is dus niet alleen in dezelfde staat als in het begin van het boek, maar ook te vergelijken met de dieren die ze offert.
- est = edit = pv
- tijdelijk goed maar niet voor altijd, want Aeneas moet toch een nieuw troje stichten dit betekent wel de dood van Dido
- het werd winter dus de goden wilden dat aeneas op carthago bleef, omdat die anders gevaar zo lopen met zn schip etc. en hoe doe je dat beter dan verliefd te laten worden op dido. plannetje van de goden, afleiding
Uritur infelix Dido totaque vagatur
urbe furens, qualis coniecta cerva sagitta,
70 quam procul incautam nemora inter Cresia fixit
pastor agens telis liquitque volatile ferrum
nescius: illa fuga silvas saltusque peragrat
Dictaeos; haeret lateri letalis harundo.
De ongelukkige Dido is ontvlamd en zwerft ze door de hele
stad terwijl ze raast, zoals een hinde, nadat een pijl was afgeschoten,
die onvoorzichtig een herder van verre
temidden van de Kretenzische bossen heeft getroffen,
jagend met zijn pijlen, en het vliegende ijzer heeft achtergelaten,
onwetend:
zij zwerft door de vlucht door de bossen en bergwouden
van de Dikte; de dodelijke pijl blijft vastzitten aan haar flank.
- Het beeld van Dido dat in de eerste regel geschetst wordt is wel een beetje verontrustend: ze loopt ontvlamd door de stad, gek gemaakt door haar verlangen. Het onzichtbare vuur is nu zichtbaar geworden. Een overgang is ook zichtbaar: Dido is niet meer pulcherrima, maar infelix. ze gaat van bewust lopen (adeunt) naar rondzwerven (vagatur), ze is furens.
- assonantie - uritur - vagatur - urbe - furens
- Dido en een hinde worden vergeleken in een homerische vergelijking, maar het gaat verder dan een beschrijving van hoe ze door de stad loopt. Ze zijn allebei geraakt door een pijl, niemand ziet dat de hinde geraakt is nescius, niemand ziet dat Dido geraakt is (door cupido/liefde), niemand weet dat ze er aan dood gaan. Aeneas komt in aanraking met Dido doordat hij zeven herten doodschiet, dus hij is de herder (vergelijk de woorden die daar gebruikt worden met deze: ... agens telis, nemora inter frondea ... Dido zwerft als een hinde: geraakt door een pijl en niemand ziet dat ze zo geraakt is en dat ze dood zal gaan. prospectie
- infelix = prospectie , ongelukkig dat is ze nu nog niet echt, ze is verliefd
- sagitta coniecta ablabs
- tota urbe hyperbaton
- quam antecedent is cerva, incautam is predicatief.
- chiasme: quam incautam (a) fixit (b) ... liquitque (b) volatile ferrum (a)
- twee enjambementen geven nadruk op de herder: pastor agens telis, en nescius
- procul, van verre, staat ook echt ver van fixit, treffen
- inter staat tussen de Kretenzische bossen, letterlijk
- waar is de herder onwetend van? dat een van de pijlen is blijven steken, en een dodelijke wond veroorzaakt
- fuga a lang dus abl na scanderen
- silvas saltusque alliteratie, assonantie, geven een indruk van hoe ver de hinde wel niet loopt om de pijl af te proberen te schudden
- de Dikte is een berg op Kreta, die door enjambent benadrukt wordt, waarom hiernaar een verwijzing? de Kretenzers stonden bekend asl goede boogschutters die gif gebruikten op hun pijlen, wat weer verwijst naar de metafoor van Dido's gesteldheid.
- de metafoor eindigt abrupt, met een harde werkelijkheid: twee alliteraties (haeret, harundo, lateri, letalis) en assonantie versterkten het geheel dat de wond dodelijk is, zonder aan te geven wanneer dit gaat gebeuren. ook woordvariatie, de pijl wordt aangeduid door sagitta, tela, ferrum en harundo.
- Dido, for all her prayers and entreaties, has fallen irrevocably in love with Aeneas. She lives in his company all day, and when he is absent, clutches Aneas’ son Ascianus to her bosom. All work on the city stops.
Antwoorden op de vragen
- Regel 232 tot funera
15 a Zelfs offerzieners kennen de wil van de goden niet. Offeren heeft dus geen zin: de kracht van de liefde is grater.
b De alwetende verteller sympathiseert met zijn personage en geeft meeleÂ
vend commentaar op de gebeurtenissen.
c anafoor: quid ... quid ; retorische vraag: quid ... ? Het effect hiervan is
pathos (zie pag. 83-84).
d de metaforen van vuur (flamma, uritur) en wond (vulnus) zoals in regel 2.
De metafoor vuur zagen we oak in 54 flammavit. 16 infelix (68),furens (69), demens (78)
17 a de liefde voor Aeneas
b met een hinde (cerva) en een herder (pastor)
c het getroffen zijn
d Dido was er niet op bedacht dat ze ooit nog verliefd zou warden.
e Aeneas is zich niet bewust van wat hij heeft veroorzaakt en is door deze
vergelijking onschuldig verklaard.
f enjambement
18 a alliteratie van de -h- en de -lÂ
b letalis