Dido is verliefd 1 – Aeneis 4.1–14
Dido is verliefd.
Latijnse tekst
At regina gravi iamdudum saucia cura vulnus alit venis et caeco carpitur igni. Multa viri virtus animo multusque recursat gentis honos; haerent infixi pectore vultus |
|
verbaque nec placidam membris dat cura quietem. Postera Phoebea lustrabat lampade terras umentemque Aurora polo dimoverat umbram, cum sic unanimam adloquitur male sana sororem: “Anna soror, quae me suspensam insomnia terrent! |
|
Quis novus hic nostris successit sedibus hospes, quem sese ore ferens, quam forti pectore et armis! Credo equidem, nec vana fides, genus esse deorum. Degeneres animos timor arguit. Heu, quibus ille iactatus fatis! Quae bella exhausta canebat!” |
Vorige tekst :: Naar boven :: Volgende tekst
Aantekeningen
1 |
Vragen
- Regel 1 At t/m cura
a. Wat valt je op aan de woordplaatsing, afgezien van hyperbaton, in dit eerste vers van boek 4?
b. Waarom heeft Vergilius hiervoor gekozen? - Regel 1-2 At t/m igni.
a. Welke twee metaforen gebruikt Vergilius hier? Citeer de desbetreffende tekstelementen.
b. Wat wordt daardoor benadrukt? - Regel 1-5 At t/m quietem.
a. Citeer het tekstelement waarmee Vergilius Dido's verliefdheid aanduidt.
b. Wat wordt daarmee gesuggereerd? - Regel 6-7 Postera t/m umbram
a. Wat beschrijft Vergilius in deze twee regels?
b. Welke vier stilistische middelen herken je? Citeer ook het Latijn. - Regel 9-14 ‘Anna t/m canebat!’
Dido noemt Aeneas niet bij naam.
a. Citeer het tekstelement waarmee zij hun relatie aanduidt.
b. Welke gevoelens heeft hij kennelijk bij haar opgeroepen?
Werkvertaling
Klik hier om de betekenis van de kleuren en opmaak te zien (popup)
At regina gravi iamdudum saucia cura
vulnus alit venis et caeco carpitur igni.
Multa viri virtus animo multusque recursat
gentis honos; haerent infixi pectore vultus
5 verbaque nec placidam membris dat cura quietem.
Maar de koningin, allang gewond door ernstig liefdesverdriet,
voedt de wond met aderen en wordt verteerd door een onzichtbaar vuur.
Vaak komt de moed van de man steeds weer op in de geest en vaak de eer van zijn geslacht; de gelaatstrekken en de woorden die waren vastgehecht zitten vast in het hart, het liefdesverdriet geeft ook niet vredige rust aan de ledematen.
- regina - het boek begint gelijk met de belangrijkste persoon / het hoofdonderwerp: de koningin (Dido)
- vulnus alit venis = alliteratie
- caeco carpitur igni = alliteratie
- caecus betekent onzichtbaar, de effecten gebeuren in of door haar aderen,
- De wond = het hart
- Aderen (bloed) stromen nog dus lieen zit er nog in
- Ze is ziek want heel erg verliefd en vroeger dachten ze dat liefde een ‘superziekte’ was
- there is
a switch in subject from Dido to the contents of her thought. - cura in r. 1 en r. 5
- placidam ... quietem = hyperbaton; past goed bij de inhoud van de zin dat ze onrustig is
- Dido heeft door en door last: haar aderen, geest, hart en ledematen
Postera Phoebea lustrabat lampade terras
umentemque Aurora polo dimoverat umbram,
cum sic unanimam adloquitur male sana sororem:
De volgende Aurora (dageraad) verlichtte de landen/aardes door/met de fakkel van Phoebus
en had de vochtige schaduw van de hemel verwijderd,
toen heeft ze zo haar eensgezinde zuster buiten zinnen toegesproken:
- postera ... Aurora = volgende Aurora, godin van de dageraad, personificatie, hyperbaton, nom. want korte a
- dimoverat + abl. (polo)
- lustrabat lampade = alliteratie (en assonantie met -a-klank in hele regel)
- Phoebea lampade = fakkel van Phoebus; Grieks Foíbeios is Apollo, Apollo was de god van de zon, fakkel is metonym voor licht, maar ook weer verbonden aan vuur thema
- umentem ... umbram = hyperbaton
- cum inversum, hoofdactie (Dido spreekt tot haar zus) staat in bijzin, en bijzaak (zonsopkomst) staat in hoofdzin, favoriet van Vergilius
- male sana = omschrijving van insana, maar door male ook oxymoron, gezond vs ongezond, predicatief gebruikt
- unanimam ... sororem = hyperbaton
“Anna soror, quae me suspensam insomnia terrent!
10 Quis novus hic nostris successit sedibus hospes,
quem sese ore ferens, quam forti pectore et armis!
‘Anna zuster, welke dromen maken me bang, zodat ik gespannen ben!
Welke nieuwe gast heeft hier onze woonplaatsen genaderd,
als wat voor iemand zich presenterend met zijn gelaat, dat met een dapper hart en wapens is! (met wat een dapper hart / sterke borst en wapens!)
- Dido noemt de naam aeneas niet, om hun relatie aan te duiden gebruikt ze hospes r. 10
- Aeneas heeft gevoelens bij Dido opgewekt ze bewondert zijn uiterlijk moed en is begaan met wat hij heeft doorstaan
- quis novus ... nostris ... sedibus hospes = chiasme
- NB successit (naar binnen gaan) staat tussen de woorden waar naar binnen gaat.
- (is eigenlijk???)
- armis est ellips
- successit + dat. (nostris sedibus)
- insomnia betekent niet alleen dromen, maar ook slapeloosheid. soort woordspel want beide zijn van toepassing.
- forti pectore et armis = sterke borst en wapens, lijkt erg op arma virumque van het prooemium, met sterke borst pars pro toto voor virum
- waar is Dido bang voor, ze is verliefd? Voor zichzelf, voor wat ze doet doordat ze verliefd is, dat ze haar echtgenoot Sychaeus zal bedriegen.
Credo equidem, nec vana fides, genus esse deorum.
Degeneres animos timor arguit. Heu, quibus ille
iactatus fatis! Quae bella exhausta canebat!”
Ik geloof stellig, en niet ongegrond is de trouw, dat zijn afstamming van de goden is.
Angst verraadt de zielen/geesten van lage afkomst.
Ach, door welke
noodlotten hij is heen en weer geslingered! Welke oorlogen die waren doorstaan bezong hij!
- Ze is bang om haar belofte te verbreken
- (credo) genus esse deorum = aci, vul aan eum/Aeneam
- nec vana fides ellips?
- Degeneres animos timor arguit = sententia, algemeen geldende uitspraak
- iactatus fatis = ellips
- quae bella exhausta = ptc constructie
- dramatische ironie, dat ze hier zo stellig zegt dat hij trouw is.
- twee retorische vragen
- het boek begint met een metaforische wond, maar aan het einde van het boek wordt dit een fysieke wond. Ze wordt verteerd door onzichtbaar vuur, maar aan het einde van het boek is er ook sprake van echt vuur, op haar brandstapel. Maar naast de overgang van metaforisch naar letterlijk taalgebruik, is er ook de overgang van liefdesvuur naar vurige woede, en hierbovenop, de uiteindelijke ondergang van Carthago door de Romeinen. Door het continue gebruik van het vuur wordt gesuggereerd dat het einde van Dido en Carthago onontkombaar is.
- anafoor met quae, quis, quem, quam, quibus, quae r 9-14
- Dido gaat nu haar persoonlijke versie vertellen van wat Vergilius net heeft beschreven.
- hier weer gaat het terug naar het prooemium: ille fato iactatus en bella verwijzen naar de eerste vijf regels, en canebat, de manier waarop Aeneas zijn verhaal vertelt, naar het bezingen zoals het in de Aeneis gebeurt.
- heu = Dido reaches the height of her pathos-dripping outburst with the exclamation heu (13), a profound expression of empathy for the trials and tribulations her hero has suffered, but also indicative of the profound yearning and passion-driven anxiety that she is experiencing herself this very moment, before she sobers
down to a more measured mode of discourse from line 15 onwards.
Antwoorden op de vragen
-
1. a Bij het begin van het vierde boek is de tweede plaats voor het woord regina. b Het vierde boek is geheel gewijd aan het ongelukkige lot van Dido.
2. a Vergilius gebruikt de metafoor van vulnus (verwonding) en ignis (vuur). b Dit benadrukt Dido's hevige verliefdheid, waaraan ze geen weerstand kan
bieden en die haar wel eens fataal zou kunnen warden.
3. a cura
b Dit suggereert dat haar verliefdheid geen vreugde betekent, maar een bron van zorg is.4. a Vergilius beschrijft dat de volgende ochtend is aangebroken. b hyperbaton: Postera ... Aurora en umentem ... umbram
alliteratie: lustrabat lampade personificatie: Aurora metonymie: Phoebea lampas
5 a hospes (10)
b Zij bewondert zijn uiterlijk en zijn moed en is begaan met wat hij allemaal heeft moeten doorstaan.
Vergelijkingen om de toestand van Dido te beschrijven:
- Wounds: 4.1: saucia, 4.2: uulnus, 4.69–73: the simile of the deer killed by an arrow. Note, though, that, in contrast to his counterpart Eros in Apollonius’ Argonautica 3, Virgil’s Cupid does not use arrows in inflicting a wound on Dido; bow and arrow imagery are displaced upon Aeneas: ‘Vergil’s Cupid is emphatically not an archer. That role is reserved for his half-brother: for Aeneas, here in 4.69ff.’
- Fire: 1.660: incendat [sc. Amor] reginam atque ossibus implicet ignem (1.660), 1.688 (Venus to Amor): occultum inspires ignem, 4.2: igni, 4.68: uritur infelix Dido. At the end of the book, the hidden fire inside Dido will turn into the conflagration that engulfs her corpse on the funeral pyre.
- Poison: 1.688 (Venus to Amor): fallasque ueneno, 1.750: bibat amorem, 4.2: uenis (hints at uenenum), 4.73: Cretans in stories hunt with poisoned arrows.
- Pathologies of the body, i.e. infection and disease: 1.712: pesti deuota futurae, 4.8: male sana, 4.90: tali persensit peste teneri, 4.389: aegra.
- Pathologies of the mind, i.e. madness: 1.659: furentem, 4.8: male sana, 4.69: furens, 4.78: demens, 4.301: bacchatur, 4.642: effera.