Epistulae 7.20  Geestverwanten

Plinius stuurt deze brief naar zijn vriend, de geschiedschrijver Cornelius Tacitus. Tacitus heeft de Annales en de Historiae geschreven. Tacitus was van jongs af aan Plinius’ grote voorbeeld.

Er is een wordbestand met de Latijnse tekst, de vertaling, en verdere uitleg over de grammatica, stijlfiguren en inhoud: Epistula 7.20 - Geestverwanten

Brief met vertaling

C. PLINIUS TACITO SUO S.                                 Gaius Plinius groet zijn Tacitus.

Librum tuum legi et, quam diligentissime potui, adnotaviquae commutanda, quae eximenda arbitrarer. Nam et egoverum dicere adsuevi, et tu libenter audire. Neque enim ulli patientius reprehenduntur, quam qui maxime laudari merentur. Nunc a telibrum meum cum adnotationibus tuis exspecto. O iucundas, o pulchras vices!

Ik heb jouw boek gelezen en, zo nauwkeurig mogelijk als ik heb gekund, heb ik aangetekend wat ik meende dat veranderd moest worden, wat geschrapt moest worden. Want en ik ben gewend de waarheid te zeggen, en jij die graag te horen. Want geen mensen verdragen kritiek geduldiger, dan degenen die het verdienen het meest te worden geprezen. Nu verwacht ik van jou mijn boek met jouw aantekeningen. O aangename, o mooie uitwisseling!

quae                                       vragend voornaamwoord

commutanda, eximenda       gerundivum necessitatis

arbitrarer                               coniunctivus interrogativus

ego verum t/m audire           parallellie

dicere, audire                        antithese

neque enim t/m merentur    sententia

qui                                          relativum met ingesloten antecedent

iucundas, pulchras vices       accusativus exclamationis

Quam me delectat quod, si qua posteris cura nostri, usquequaque narrabitur, qua concordia, simplicitate, fide vixerimus! Erit rarum et insigne, duos homines aetate dignitate propemodum aequales, non nullius in litteris nominis (cogor enim de te quoque parcius dicere, quia de me simul dico), alterum alteriusstudia fovisse.

Hoe een plezier doet het me, dat, als aan het nageslacht een of andere interesse voor ons is, tot in de lengte van dagen zal worden verteld, met welke eendracht, eerlijkheid, vertrouwen wij hebben geleefd! Het zal zeldzaam en opvallend zijn, dat twee mannen in leeftijd, wat betreft status bijna gelijk, niet van geen naam in de letteren (want ik word gedwongen over jou ook tamelijk terughoudend te spreken, omdat ik tegelijkertijd over mij spreek), de een van de ander de studies bevorderd hebben.

posteris                                  dativus possessivus

nostri                                      genitivus obiectivus bij cura

vixerimus                               coniuntivus interrogativus

non nullius nominis           genitivus qualitatis

non nullius                             litotes; Plinius is vrij bescheiden als het om Tacitus gaat, omdat hij anders arrogant zou zijn door ook over zichzelf op te scheppen. De litotes geeft aan dat die dat juist doet.

Equidem adulescentulus, cum iam tu fama gloriaque floreres, te sequi, tibilongo sed proximus intervallo’ et esse et haberi concupiscebam. Et erant multa clarissima ingenia; sed tu mihi (ita similitudo naturae ferebat) maxime imitabilis, maxime imitandus videbaris.

Ik wilde heel graag, zeker als jongeman, toen jij al bloeide met roem en faam, jou volgen, na jou ‘de eerstvolgende, maar met lange tussenruimte,’ zowel zijn als worden beschouwd. En er waren vele zeer beroemde talenten; maar jij scheen aan mij (zo bracht de gelijkenis van onze natuur met zich mee) het meest navolgbaar, het meest nabootsenswaardig.

floreres                                   coniunctivus grammaticalis

‘longo t/m intervallo’            Citaat uit Vergilius’ Aeneis 5.320: de tweede maar op grote afstand, in een hardloopwedstrijd.

imitandus                               gerundivum (basisbetekenis)

Quo magis gaudeo, quod, si quis de studiis sermo, una nominamur, quod de te loquentibus statim occurro. Nec desunt, qui utrique nostrum praeferantur. Sed nos, nihil interest mea quo loco, iungimur; nam mihi primus, qui a te proximus.

Des te meer verheug ik mij, dat als er een of ander gesprek over intellectuele bezigheden is, wij tegelijk worden genoemd, dat ik bij de over jou sprekenden meteen in gedachte kom. En er ontbreken geen mensen die verkozen worden boven een ieder van ons. Maar wij, het is voor mij niet belangrijk op welke plek, worden verbonden; want voor mij is de eerste plaats, die het dichtst bij jou is.

loquentibus                           gesubstantiveerd ppa

praeferantur                          coniunctivus definitivus

Quin etiam in testamentis debes adnotasse: nisi quis forte alterutri nostrum amicissimus, eadem legata et quidem pariter accipimus. Quae omnia huc spectant, ut invicem ardentius diligamus, cum tot vinculisnos studia, mores, fama, suprema denique hominum iudicia constringant. Vale.

Ja, zelfs moet jij dat in testamenten opgemerkt hebben; tenzij iemand toevallig zeer bevriend is met een van ons beiden, ontvangen wij dezelfde schenkingen en wel tegelijk. En al deze dingen wijzen daarheen dat wij elkaar tamelijk vurig liefhebben, omdat onze studie, karakter, roem, tenslotte de laatste wilsbeschikkingen van de mensen ons samenbinden met zoveel banden. Gegroet.

testamentis                            Het was gebruikelijk om naast familie en vrienden ook aan vooraanstaande personen schenkingen te doen.

adnotasse                              = adnotavisse

nisi quis t/m amicissimus      In dat geval krijgt een van beiden een schenking en de ander niet of een grotere schenking dan de ander.

quae                                       relatieve aansluiting

diligamus                               coniunctivus door huc ut

constringant                          coniunctivus causalis

Romeinse kalender