Epistulae 5.16 De dood van de jonge Minicia Marcella

Plinius schrijft een zekere Marcellinus over de vroege dood van de dochter van zijn vriend Fundanus. Even ten noorden va Rome is rond 1880 het graf van de Fundani gevonden met daarin een marmeren urn waarop haar naam en haar leeftijd stonden.

Er is een wordbestand met de Latijnse tekst, de vertaling, en verdere uitleg over de grammatica, stijlfiguren en inhoud: Epistula 5.16 - De dood van de jonge Minicia Marcella

Brief met vertaling

C. PLINIUS AEFULANO MARCELLINO SUO S.     Gaius Plinius groet zijn Marcellinus.

Tristissimus haec tibi scribo, Fundani nostri filia minore defuncta. Qua puella nihil umquam festivius, amabilius, nec modo longiore vita, sed prope immortalitate dignius vidi. Nondum annos xiiii impleverat, et iam illi anilis prudentia, matronalis gravitas erat et tamen suavitas puellaris cum virginali verecundia.

Ik schrijf dit zeer treurig aan jou, omdat de jongste dochter van onze Fundanus gestorven was. Nooit heb ik iets vrolijker, beminnelijker dan dit meisje gezien, niet alleen waardiger een langer leven maar dichtbij onsterfelijkheid. Zij had nog niet 14 jaren volgemaakt, en aan haar was al de wijsheid van een volwassen vrouw, de ernst van een statige dame en toch was aan haar jeugdige lieftalligheid met de schroom van een meisje.

filia minore defuncta             ablativus absolutus

qua puella                              ablativus comparationis

nihil umquam                        nooit iets < niets ooit

illi                                           dativus possessivus

Ut illa patris cervicibus inhaerebat! Ut nos, amicos paternos, et amanter et modeste complectebatur! Ut nutrices, ut paedagogos, ut praeceptores pro suoquemque officio diligebat! Quam studiose, quam intellegenter lectitabat! Ut parce custoditeque ludebat!

Zoals zij aan de nek van haar vader hing. Zoals zij ons, de vrienden van haar vader, en liefhebbend en bescheiden omarmde. Zoals zij de voedsters, zoals zij de begeleiders, zoals zij haar leraren liefhad, een ieder voor zijn eigen taak. Hoe ijverig, hoe intelligent zij las! Zoals zij matig en ingetogen speelde!

cervicibus                               dichterlijk meervoud

ut, ut, ut, ut, ut, ut                 anafoor, asyndeton

quam                                      hoe!(in uitroepen)

studiose, intellegenter          Beide woorden zijn bijwoorden, studiose van groep 1/2 en intellegenter van groep 3.

ut illa patris t/m ludebat       De uitroepen, versterkt door de stilistische middelen, helpen bij het opwekken van emotie (pathos) bij de lezer.

patris cervicibus inhaerebat Het feit dat alleen de vader hier genoemd wordt wijst erop dat haar moeder waarschijnlijk reeds overleden was. Het gebruik van een imperfectum wijst op een herhaalde actie in het verleden (terwijl het gebruik van een perfectum op een eenmalige actie wijst).

Qua illa temperantia, qua patientia, qua etiam constantia novissimam valetudinem tulit! Medicis obsequebatur, sororem patrem adhortabatur, ipsamque se, destitutam corporis viribus, vigore animi sustinebat.

Met welke zelfbeheersing, met welke volharding met zelfs welke vastberadenheid heeft zij de laatste ziekte gedragen. Zij gehoorzaamde aan de dokter, zij bemoedigde haar zusje, haar vader en zij verdroeg zichzelf, nadat zij in de steek was gelaten door de krachten van haar lichaam, door de levenskracht van haar geest.

ipsam se                                 lijdend voorwerp bij sustinebat

corporis viribus t/m animi     chiasme

qua, qua, qua                         anafoor

qua illa t/m adhortabur        Genoemde eigenschappen zijn voorbeelden van de eerder genoemde anilis prudentia.

sororem patrem                    Het niet noemen van de moeder van het meisje is een nog sterkere aanwijzing dat ze niet meer leeft.

Duravit hic illi usque ad extremum, nec aut spatio valetudinis aut metu mortis infractus est, quo plures gravioresque nobis causas relinqueret et desiderii et doloris.

Dit heeft voor haar ononderbroken voortgeduurd tot op het uiterste, en is niet of door de door de lange duur van de ziekte of door de angst van de dood gebroken, waardoor zij meerdere en zwaardere oorzaken aan ons achterliet en voor gemis en voor verdriet.

hic                                           verwijst naar vigore animi

illi                                           verwijst naar het meisje.

relinqueret                             coniunctivus definitivus

plures gravioresque causas   Omdat ze zich zo goed hield tijdens de ziekte, gaf dat meer redenen om haar te missen en verdrietig te zijn.

et desiderii et doloris            polysyndeton

desiderii, doloris                    genitivus obiectivus

O triste plane acerbumque funus! O morte ipsa mortis tempus indignius! Iam destinata erat egregio iuveni, iam electus nuptiarum dies, iam nos vocati. Quod gaudium quo maerore mutatum est!

O absoluut triest en bitter levenseinde! O tijdstip van de dood, onwaardiger dan de dood zelf! Reeds was zij verloofd met een uitstekende jongeman, reeds was de dag van de bruiloft uitgekozen, reeds waren wij uitgenodigd. Welke vreugde is ingewisseld voor welk verdriet!

morte ipsa                              ablativus comparationis

tempus mortis                       Het is al erg dat ze dood gaat, maar zo vroeg, maakt het alles nog eens erger. Dit gevoel versterkt Plinius met alle anaforen en ellipsen en asyndeta in deze zinnen.

indignius                                comparativus

iam, iam, iam                         anafoor, asyndeton, climax; bevestigen treurigheid.

quod                                       vragend voornaamwoord (interrogativum)

Non possum exprimere verbis, quantum animovulnus acceperim, cum audiviFundanum ipsum, ut multa luctuosa dolor invenit, praecipientem, quod in vestes margarita gemmas fuerat erogaturus, hoc in tus et unguenta et odores impenderetur.

Ik kan niet met woorden uitdrukken hoe grote wond ik in mijn hart heb opgelopen, toen ik heb gehoord dat Fundanus zelf, want verdriet vindt veel droevige dingen uit, opdraagt dat dat, wat hij van plan was geweest uit te geven aan kledingstukken, parels, edelstenen, uit wordt gegeven aan wierrook en zalven en reukwerk.

acceperim                              coniunctivus interrogativus

Fundanum praecipientem    accusativus cum participio

ut                                            want

quod                                       relativum met hoc als antecedent

vestes margarita gemmas     asyndeton

erogaturus                             pfa + persoonsvorm van esse; vertaal deze combinatie met van plan zijn of op het punt staan.

tus et unguenta et oderes     polysyndeton; de tegenstelling wordt versterkt door eerst een asyndeton te gebruiken, en dan een polysyndeton. Dit verschijnsel wordt ook wel variatio genoemd.

impenderetur                        coniunctivus door praecipientem

quantum vulnus                    Plinius vindt niet normaal. Fundanus zou het geld gebruiken om luxegoederen te kopen om zijn welvaart te tonen, maar in plaats daarvan besteedt hij het aan de begrafenis van zijn dochter.

Est quidem ille eruditus et sapiens, ut qui se ab ineunte aetate altioribus studiis artibusque dediderit; sed nunc omnia, quae audiit saepe quae dixit, aspernatur, expulsisque virtutibus aliis pietatis est totus.

Hij is zeker ontwikkeld en wijs, omdat hij zich immers vanaf zijn beginnende jeugd heeft gewijd aan hogere wetenschappen en kunsten; maar nu verwerpt hij alles wat hij dikwijls heeft gehoord, wat hij heeft gezegd, en hij gaat geheel op in de liefde van een vader voor een kind, nadat andere eigenschappen verdreven waren.

ille                                          Plinius is, ondanks zijn vreemde gedrag, nog steeds positief over Fundanus. Toch onderstreept deze zin dat Fundanus zich raar gedraagt.

ut qui + coni.                          omdat hij immers

dederit                                   coniunctivus door ut qui

audiit                                      =audivit

expulsis virtutibus aliis          ablativus absolutus

pietatis                                   liefde van een vader voor zijn kind

totus esse + gen.                    geheel opgaan in

 

Ignosces, laudabis etiam, si cogitaveris, quid amiserit. Amisit enim filiam, quae non minus mores eius quam os vultumque referebat, totumque patrem mira similitudine exscripserat.

Jij zult het vergeven, jij zult het zelfs prijzen, als je zult hebben bedacht wat hij heeft verloren. Hij heeft namelijk zijn dochter verloren, die weerspiegelde niet minder het karakter van hem dan zijn mond dan zijn gelaat en zijn gelaatsuitdrukking, en zij was volledig het evenbeeld geweest van de vader met een wonderlijke gelijkenis.

cogitaveris                             futurum exactum; dit omdat het zich in een bijzin in een hoofdzin met de persoonsvorm in de futurum bevindt.

amiserit                                  coniunctivus perfectum; dit omdat het zich in een bijzin bevindt, en quid een afhankelijke vraagzin inleidt.

non minus                              litotes

os                                            gelaat < mond (metonymia; pars pro toto)

mira similitudine                   De gelijkenis tussen vader en dochter was erg groot, zowel innerlijk als uiterlijk, wat veel verdriet veroorzaakt.

Proinde si quas ad eum de dolore tam iustolitteras mittes, memento adhiberesolacium non quasi castigatorium et nimis forte, sed molle et humanum. Quod ut facilius admittat, multum faciet medii temporis spatium.

Daarom, als jij een of andere brief naar hem over het zo rechtvaardige verdriet zult sturen,  bedenk troost toe te voegen, niet als het ware terechtwijzend en te streng, maar zacht en menselijk. En veel ruimte van tussenliggende tijd zal bewerkstelligen dat hij dit makkelijker toe laat.

quod                                       relatieve aansluiting; antecedent is solacium

facilius                                    comparativus bijwoord

admittat                                 coniunctivus door ut

multum spatium                    hyperbaton

faciet ut + coni.                      bewerkstelligen; futurum

medii temporis                      Dit is de tijd tussen haar dood en het tijdstip dat de troostende brief aankomt.

Ut enim crudum adhuc vulnusmedentium manus reformidat, deinde patitur atque ultro requirit, sic recens animi dolorconsolationes reicit ac refugit, mox desiderat et clementer admotis adquiescit. Vale.

Want zoals een nog verse wond terug schrikt voor de handen van artsen, vervolgens ze duldt en opzoekt uit eigen beweging, zo verwerpt het verse verdriet troosten en ontvlucht ze, weldra verlangt hij naar woorden van troost en komt hij tot rust nadat deze troosten zacht waren toegepast. Gegroet.

admotis                                  ablativus absolutus, onderwerp isconsolationes

ut enim t/m acquiescit          vergelijking; het verdriet van de vader wordt met een wond vergeleken, en de troost met de hand van een arts. De overeenkomst (tertium comparationis) is dat ze de hulp eerst ontvluchten, maar later zelf opzoeken.

 

Romeinse kalender