Satyricon 63 – Trimalchio over vampieren
[63] Attonitis admiratione universis: “Salvo,” inquit, “tuo sermone,” Trimalchio, “si qua fides est, ut mihi pili inhorruerunt, quia scio Niceronem nihil nugarum narrare: immo certus est et minime linguosus. 2 Nam et ipse vobis rem horribilem narrabo: asinus in tegulis.”
at-tono, tonare, tonui, tonitum verbijsteren, met donder treffen
admiratio, -onis f bewondering, grote belangstelling
universi hier: iedereen
salvo tuo sermone abl. abs. van esse
salvus ongeschonden, ongedeerd
fides hier: betrouwbaarheid, geloofwaardigheid
est vul aan: mihi
ut adv. hoe(zeer)
pilus haar
in-horresco, horrescere, horrui omhoog gaan staan
Niceronem lees: Nicerotem; Trimalchio maakt hier een taalfout.
Niceros, Nicerotis Niceros
nihil niets
nugae, -arum pl. onbenulligheden, onzin
certus hier: betrouwbaar
linguosus kletskous
horribilis huiveringwekkend, angstaanjagend
res, -ei hier: gebeurtenis, voorval
asinus in tegulis spreekwoordelijke uitrukking voor een zeldzame verschijning.
asinus ezel
tegula lett. tegel, fig. dak
3 “Cum adhuc capillatus essem, nam a puero vitam Chiam gessi, ipsimi nostri delicatus decessit, mehercules margaritum, caccitus et omnium numerum. 4 Cum ergo illum mater misella plangeret et nos tum plures in tristimonio essemus, subito strigae coeperunt; putares canem leporem persequi. 5 Habebamus tunc hominem Cappadocem, longum, valde audaculum et qui valebat: poterat bovem iratum tollere. 6 Hic audacter stricto gladio extra ostium procucurrit, involuta sinistra manu curiose, et mulierem tanquam hoc loco — salvum sit, quod tango! — mediam traiecit. Audimus gemitum, et — plane non mentiar — ipsas non vidimus. 7 Baro autem noster introversus se proiecit in lectum, et corpus totum lividum habebat quasi flagellis caesus, quia scilicet illum tetigerat mala manus.
capillatus langharig
a puero van jongs af aan
Chius van Chios; een Grieks eiland in de Egeïsche Zee.
vita Chia De inwoners van Chios stonden bekend om hun welvarende levensstijl.
ipsimus meester (van slaven)
delicatus lieveling
de-cedo, cedere hier: overlijden
mehercules waarachtig; eigenlijk bij Hercules!
margaritum Gr. leenw. parel
caccitus beeldschone jongen; de precieze betekenis is onduidelijk, omdat het woord verder noch in de Satyricon, noch in andere Latijnse teksten gebruikt wordt.
numerum = numerorum
omnium numerorum een uit duizend
misellus ongelukkig, ellendig
plango, plangere, planxi, planctum luid betreuren, weeklagen
tristimonio lees: tristitia
tristitia treurigheid, somberheid
striga vampier; van strix, -igis (Gr. leenw.) dat uil (die volgens bakersprookjes uit de Oudheid kinderen het bloed uitzoog). vampire, vulgair first declension variant. De oude Romeinen kenden de stryx: een (krijs)uil die 's nachts het bloed van slapende (ongespeende) zuigelingen drinkt. Het woord kan ook vertaald worden als heks.
coeperunt vul aan: stridere
stridere krijsen
canis, -is m hond
lepus, -oris m haas
Cappadox, -ocis m Cappadociër; Cappadocië lag in Klein-Azië, nu Kapadokya; stonden bekend als grote en sterke mannen.
audaculus tamelijk dapper
qui adv. hoe
valeo, valēre sterk zijn, kracht hebben
bos, bovis m rund, os
audax, -acis dapper
stringo, stringere, strinxi, strictum trekken, tevoorschijn halen
ostium deur
pro-curro, currere, cucurri, cursum vooruitsnellen, naar voren stormen
in-volvo, volvere inwikkelen, bedekken
curiosus zorgvuldig
hoc loco Trimalchio raakt hier zijn borst of buik aan.
mediam dominant gebruikt
tra-icio, icere, ieci, iectum doorboren, gooien door
gemitus gekerm
plane absoluut, uitdrukkelijk
baro, -onis m sukkel, dommerik
introversus naar binnen, terug binnen
pro-icio, icere, ieci, iectum neerwerpen, laten vallen
lividus loodkleurig; bont en blauw geslagen
flagellum zweep
caedo, caedere, cecidi, caesum hier: afranselen, geselen
scilicet natuurlijk, vanzelfsprekend
8 Nos cluso ostio redimus iterum ad officium, sed dum mater amplexaret corpus filii sui, tangit et videt manuciolum de stramentis factum. Non cor habebat, non intestina, non quicquam: scilicet iam puerum strigae involaverant et supposuerant stramenticium vavatonem. 9 Rogo vos, oportet credatis, sunt mulieres plussciae, sunt nocturnae, et quod sursum est, deorsum faciunt. 10 Ceterum baro ille longus post hoc factum nunquam coloris sui fuit, immo post paucos dies freneticus periit.”
[64] Miramur nos et pariter credimus, osculatique mensam rogamus nocturnas, ut suis se teneant, dum redimus a cena.
cluso spreektaal van clauso
amplexaret lees: amplexabatur; hypercorrect Latijn
amplexor, amplexari omvatten, omarmen
factum vul aan: esse; let op: p.p.p. van fieri
manuciolus bundeltje
stramentum stro
intestinum ingewand
quicquam = quidquam
in-volo, volare afvliegen, zich storten op + acc.
sup-pono, ponere ervoor in de plaats leggen
stramenticius van stro
vavato, -onis m pop
oportet + coni. het hoort dat, het moet dat
plusscius meer wetend dan anderen
nocturna nachtspook; lett. iemand van de nacht
sursum adv. boven, naar boven
deorsum adv. onder, naar beneden
factum gebeurtenis
freneticus krankzinnig
pariter evenzeer
osculor, osculari kussen
mensa tafel
suis se teneo, tenēre bij hun eigen zaken blijven, niet met anderen bemoeien
Werkvertaling Trimalchio over vampieren
Terwijl iedereen met grote belangstelling verbijsterd was, zei Trimalchio: “Hoewel jouw verhaal ongeschonden is, als ik een of andere betrouwbaarheid heb, hoezeer de haren voor mij omhoog zijn gaan staan, omdat ik weet dat Niceros niets van onbenulligheden vertelt: hij is integendeel betrouwbaar en allerminst een kletskous. Want zelf zal ik ook aan jullie een huiveringwekkende gebeurtenis vertellen: de ezel op het dak.”
“Toen ik nog langharig was, want ik heb van jongs af aan een leven van Chios gevoerd, is de lieveling van onze meester overleden, waarachtig een parel, een beeldschone jongen en een uit duizend. Toen dus zijn ongelukkige moeder hem luid betreurde en nogal veel van de onzen in treurigheid waren, plotseling beginnen vampiers te krijsen; je zou kunnen denken dat een hond een haas vervolgde. Wij hadden toen een man uit Cappadocië, lang, zeer tamelijk dapper en hoe sterk was hij: hij kon een woedende os optillen. Hij is nadat het zwaard was getrokken dapper vooruitgesneld buiten de deur, nadat de linkerhand zorgvuldig was ingewikkeld, en heeft hij als het ware op deze plaats — moge het ongedeerd zijn, wat ik aanraak! — het midden van een vrouw doorboord. Wij horen het gekerm, en — ik zou absoluut niet kunnen liegen — wij zien hen zelf niet. Onze sukkel heeft zich echter terug binnen laten vallen in zijn bed, en hij had een helemaal bont en blauw geslagen lichaam alsof door zwepen afgeranseld, omdat de slechte hand hem natuurlijk had aangeraakt.
Nadat de deur was gesloten, zijn we teruggekeerd naar de taken, maar totdat de moeder het lichaam van haar zoon omarmde, ze raakt het aan en ziet dat hij een bundeltje van stro geworden is. Hij had geen hart, geen ingewanden, niet (een willekeurig) iets: de vampiers hadden zich vanzelfsprekend al gestort op de jongen en een pop van stro ervoor in de plaats gelegd. Ik vraag jullie, het hoort dat jullie (het) geloven, er zijn vrouwen meer wetend dan anderen, er zijn nachtspoken, en wat boven is, maken zij naar beneden. Overigens is die lange sukkel na deze gebeurtenis nooit van zijn eigen kleur geweest, ja zelfs na enkele dagen is hij krankzinnig omgekomen.”
Wij verbazen ons en evenzeer geloven wij (het), en wij vragen de nachtspoken, terwijl we de tafel kussen, opdat ze bij hun eigen zaken blijven, zolang als wij terugkeren van de maaltijd.