Latona en de Lycische boeren – Ovidius Metamorphoses 6.339-381
Latijnse tekst met aantekeningen
Iamque Chimaeriferae, cum sol gravis ureret arva,
finibus in Lyciae longo dea fessa labore [340]
sidereo siccata sitim collegit ab aestu,
uberaque ebiberant avidi lactantia nati.
Forte lacum mediocris aquae prospexit in imis
vallibus: agrestes illic fruticosa legebant
vimina cum iuncis gratamque paludibus ulvam. [345]
Toevallig zag ze in de verte een meer met weinig water in het onderste van de vallei: daar verzamelden boeren wilgentakken vol jonge takken met riet en moerasriet, bij voorkeur groeiend in moerassen.
- imis = dominant gebruikt adjectivum
- legebant = imperfectum omdat ze ermee bezig zijn
- vallibus = dichterlijk meervoud, geeft aan dat ze over de gehele vallei haar blik liet vallen
Accessit positoque genu Titania terram
pressit, ut hauriret gelidos potura liquores;
rustica turba vetat. Dea sic affata vetantes:
De Titanische ging ernaar toe en nadat de knie was geplaatst, steunde ze op de aarde, opdat ze het ijskoude water opschepte om te drinken; de boerenmenigte verbiedt het. Zo heeft de godin de verbiedenden toegesproken:
- posito genu = abl. abs., genu wordt onderwerp en posito persoonsvorm
- Titania = de Titanische; Latona was een dochter van de Titaan Coeus.
- Titania terram = alliteratie
- (ut) hauriret = coniunctivus finalis
- potura = pfa van poto; zonder esse betekent het 'om te'
- affata = ellips van est; deponens
- vetantes = gesubtantiveerd participium (ppa)
“Quid prohibetis aquis? Usus communis aquarum est;
nec solem proprium natura nec aera fecit [350]
nec tenues undas: ad publica munera veni,
quae tamen ut detis, supplex peto. Non ego nostros
abluere hic artus lassataque membra parabam,
sed relevare sitim. Caret os umore loquentis
et fauces arent vixque est via vocis in illis. [355]
“Waarom houden jullie mij af van water? Het gebruik van water is gemeenschappelijk; de natuur heeft noch de zon, noch de lucht, noch het heldere water tot privébezit gemaakt: ik ben naar publieke geschenken gekomen, toch vraag ik smekend opdat jullie die geven. Ik was niet van plan hier mijn ledematen en vermoeide armen en benen te wassen, maar (mijn) dorst te lessen. De mond van de sprekende mist vocht, en mijn keel is droog en in haar is nauwelijks een weg voor de stem.
- aera = Griekse accusativus, want dat staat chic
- (ut) detis = coni. praes. act. van do, dare
- loquentis = gesubst. ptc.
- unda = golf, maar betekent hier water = metonymie
- nostros ... artus = hyperbaton
- artus en membra zijn synoniemen
- quae = acc mv onz.
- supplex = pred.
- tamen = toch omdat ze dit eigenlijk niet hoort te vragen, ze is gewoon een lief mens.
- non ego nostros = nadruk op ego, ik was niet van plan mij hier te wassen maar ik kan me niet verantwoorden voor andere mensen
- umore = hoort bij caret, abl. obj.
- loquentis = gesubstantiveerd ppa gen vr ev
fauces = lett. pijpen - > keelgaten, daarom ook illis mv. omdat dit daarnaar verwijst - in deze zin worden alleen maar f en v klanken gebruikt om de droogheid aan te geven.
- vocis gen. obiectivus
Haustus aquae mihi nectar erit, vitamque fatebor
accepisse simul: vitam dederitis in unda.
Hi quoque vos moveant, qui nostro bracchia tendunt
parva sinu.” Et casu tendebant bracchia nati.
Een slok water zal voor mij nectar zijn, en tegelijkertijd zal ik toegeven het leven te hebben ontvangen: jullie zullen het leven hebben gegeven in water. Mogen ook zij jullie ontroeren, die de kleine armen in mijn plooi uitstrekken.” En juist op dit moment strekten de kinderen hun armen uit.
- unda = lett. golf
- nectar = cynisme, hierin laat ze een klein beetje merken dat ze een godin is, nectar is namelijk de godendrank
- erit ... fatebor = futurum omdat fatebor ook futurum is
- hi= baby's
- nostro = dichterlijk mv.
- in nostro sinu = in de plooi van de toga
- nostro sinu, brachia parva = twee keer hyperbaton
- qui = rel. bijzin
- moveant = coni. desiderativus
- quoque = hoort bij het woord dat ervoor staat, dus hi, en legt hier nadruk op
- bracchia tendunt ... tendebant bracchia = chiasme
- nati = kind, ppp van nascor, nasci 'geboren worden'
Quem non blanda deae potuissent verba movere? [360]
Hi tamen orantem perstant prohibere minasque,
ni procul abscedat, conviciaque insuper addunt.
Wie zouden de vriendelijke woorden van de godin niet hebben kunnen ontroeren? Toch gaan zij door met de smekende tegenhouden, en ze voegen bovendien én scheldwoorden én dreigingen eraantoe, als ze niet ver weg ging.
- quem = vragend voornaamwoord zelfstandig
- potuissent = coni. plqf. act.; coni. irrealis
- blanda ... verba = hyperbaton
- Quem t/m movere? = retorische vraag, dit zegt de schrijver Ovidius om sympathie op te wekken
- hi = de boeren
- orantem = van orare, de smekende, dus gesubstantiveerd. het is wel duidelijk
- ni = nisi
- minasque = wat verbindt que?
- abscedat = coni. van indirecte rede
- conviciaque = wat verbindt que?
Nec satis est, ipsos etiam pedibusque manuque
turbavere lacus imoque e gurgite mollem
huc illuc limum saltu movere maligno. [365]
En het is niet genoeg, ze hebben zelfs het meer zelf met de hand en de voeten troebel gemaakt, en ze hebben door kwaadwillend gespring de zachte modder uit het diepste van de poel hierheen en daarheen in beweging gebracht.
- ipsos ... lacus = hyperbaton
- turbavere = turbaverunt, movere = moverunt
- imo e gurgite = een voorzetsel kan ook tussen twee woorden die erbij horen staan
- gurgite = lett. draaikolk, bedoeld wordt water; metonymia
Distulit ira sitim; neque enim iam filia Coei
supplicat indignis nec dicere sustinet ultra
verba minora dea tollensque ad sidera palmas
“aeternum stagno” dixit “vivatis in isto!”
Zij heeft de dorst uitgesteld door woede; en de dochter van Coeus smeekt namelijk niet meer tot de onwaardigen, en niet langer houdt ze het uit woorden minder dan een godin te zeggen en terwijl ze haar handpalmen naar de sterren opheft, heeft ze gezegd: “Mogen jullie voor eeuwig in die (stomme) poel leven!”
- filia Coei = er wordt weer verwezen naar de goddelijke afkomst van Latona: haar vader was de titaan Coeus. Dit heet een patronymicum.
- dea = abl comparationis; een ablativus bij een comparativus vorm, vertalen met 'dan'
- tollens ad sidera palmas = dit is de manier waarop de Grieken en Romeinen bidden tot hun goden
- vivatis = coni. desiderativus
- isto = die met een negatieve bijklank; congrueert met stagno
Eveniunt optata deae: iuvat esse sub undis [370]
et modo tota cava submergere membra palude,
nunc proferre caput, summo modo gurgite nare,
saepe super ripam stagni consistere saepe
in gelidos resilire lacus; sed nunc quoque turpes
litibus exercent linguas pulsoque pudore, [375]
quamvis sint sub aqua, sub aqua maledicere temptant.
De wensen van de godin komen uit: het doet (hen) genoegen onder water te zijn en nu eens de ledematen helemaal onder te dompelen in dit diepe moeras, dan weer het hoofd omhoog te steken, en dan weer in het hoogste van het water te zwemmen, vaak bovenop de oever van de poel te blijven staan, vaak terug te springen in het ijskoude meer; maar ook nu oefenen de schandelijke tongen met scheldwoorden, en nadat de schaamte is verdreven, hoewel ze onder water zijn, proberen ze onder water te schelden.
- optata = ppp gesubstantiveerd
- summo gurgite = aan het wateroppervlak
- pulso ... pudore = abl abs
- (quamvis) sint = coniunctivus door quamvis; concessivus
- sed nunc t/m temptant = deze zin klinkt als kwaken van kikkers.
- saepe super ... stagni ... saepe = alliteratie
- pulsoque pudore = alliteratie
- sint sub ... sub = alliteratie
Vox quoque iam rauca est, inflataque colla tumescunt,
ipsaque dilatant patulos convicia rictus.
Terga caput tangunt, colla intercepta videntur,
spina viret, venter, pars maxima corporis, albet, [380]
limosoque novae saliunt in gurgite ranae.
Ook de stem is al schor en de nekken zwellen op, zodat ze opgeblazen worden, en de scheldwoorden zelf rekken de wijd openstaande bekken uit. De ruggen raken het hoofd aan, de nekken lijken ertussenuit genomen, de rug is groen, de buik, het grootste deel van het lichaam, is wit, en in de modderige poel springen nieuwe kikkers.
- intercepta = ppp
- videntur = komt van videor, wordt vaak verward met video. Videor betekent schijnen, video betekent zien.
- terga t/m albet = asyndeton; door het gebrek aan voegwoorden ontstaat spanning
- ranae = kikkers; Ovidius eindigt het verhaal met de conclusie van de metamorfose: de Lycische boeren zijn in kikkers veranderd.