Inscripties

 

 

Grafschriften

Qui legis hunc titulum, mortalem te esse memento.

Jij die dit opschrift leest, denk er aan dat je sterfelijk bent.

Viator, viator!
Quod tu es, ego fui.
Quod nunc sum, et tu eris.

Reiziger! Reiziger!
Wat jij bent, was ik/ben ik geweest.
Wat ik nu ben, zul jij ook zijn.

Respicere et crede:
hoc est, sic est,
aliut fieri non licet.

Kijk terug en geloof:
dit is het, zo is het.
(Iets) anders kan niet gebeuren.

Es, bibe, lude, veni.

Eet, drink, maak plezier, kom [naar hier].

Dum vixi, bibi libenter. Bibite vos, qui vivitis.

Zolang als ik heb geleefd, heb ik graag/naar hartelust gedronken.
Drinkt jullie, die leven.

Quod edi bibi, mecum habeo, quod reliqui, perdidi.

Wat ik heb gegeten, (en) gedronken, heb ik met/bij mij, wat ik heb achtergelaten, heb ik verloren.

Vixi beatus dis, amicis, litteris.

Ik heb geleefd tevreden met goden, vrienden, literatuur.

Res hominum sic sunt ut citrea poma:
aut matura cadunt, aut immatura leguntur.

De situatie/het leven van de mensen is zoals citroenen:
of ze vallen wanneer ze rijp zijn, of ze worden nog niet rijp/onrijp verzameld.

Causa meae mortis partus fatumque malignum.
Sed tu densine flere, mihi carissime coniunx,
et fili nostri serva communis amorem.
Nam meus ad caeli transivit spiritus astra.

De oorzaak van mijn dood was een bevalling en een boosaardig lot.
Maar houd jij (nu) op te huilen, mijn liefste echtgenoot/aan mij zeer geliefde echtgenoot,
en bewaar de liefde voor onze gemeenschappelijke zoon.
Want mijn geest is overgegaan naar de sterren van de hemel.

Cara meis vixi, virgo vitam reddidi.
Mortua hoc ego sum et sum cinis terrast.
Sin est terra dea, ego sum dea, mortua non sum.
Rogo te, hospes, noli ossa mea violare.
Mus, vixit annos XIII.

Geliefd bij de mijnen heb ik geleefd, als maagd heb ik mijn leven teruggegeven.
Dood ben ik hier en ik ben as, die as is aarde.
Maar als de aarde een godin is, ben ik een godin, ben ik niet dood.
Ik vraag u, vreemdeling, wil mijn botten niet schenden.
Muisje, zij leefde 13 jaar.

Hospes, quod dico paullum est; adsta ac pellege.
Hic est sepulcrum hau pulchrum pulcrae feminae.
Nomen parentes nominarunt Claudiam.
Suum maritum corde dilexit suo.
Gnatos duos creavit. Horum alterum
in terra linquit, alium sub terra locat.
Semone lepido, tum autem incessu commodo.
Domum servavit; lanam fecit. Dixi. Abi.

Vreemdeling, wat ik zeg, is weinig: sta erbij en lees zorgvuldig.
Hier is het volstrekt niet mooie graf van een mooie vrouw.
Haar ouders noemden haar Claudia.
Haar man heeft ze bemind met haar hart.
Twee zonen heeft ze gebaard. Van dezen laat ze de ene
op aarde achter, plaatste ze de ander onder de aarde.
Ze was met/had een charmante conversatie, en verder een fatsoenlijke manier van lopen.
Ze zorgde voor het huis, maakte wol(len kleding). Ik heb gezegd. Ga weg.

L. Octavi Silvane, bene quiescas.
Mater tua rogat te, ut se ad te recipias. Vale

Lucius Octavius Silvanus, moge je goed rusten.
Jouw moeder vraagt je, dat je haar bij jou opneemt/ontvangt. Vaarwel.

Mater si possem, fili vice morte subirem.
Nunc iacis hoc tumolo. Sit tibi terra levis.

Als ik, jouw moeder, zou kunnen, zou ik, zoon, de dood in jouw plaats ondergaan.
Nu lig je in deze grafheuvel. Moge de aarde licht voor je zijn.

Rogo per deos Stygios, ossa nostra, quisquis es homo, non violes, non transieris hunc locum.

Ik vraag je bij de goden van de Styx, dat je, wie je ook maar als mens/wat voor mens je ook bent, onze botten niet schendt, (en) niet over deze plaats loopt.

D M
C. Tullius Hesper aram fecit sibi,
ubi ossa sua coiciantur. Quae si quis violaverit aut inde exemerit, opto ei, ut cum dolore corporis longo tempore vivat et, cum mortuus fuerit, inferi eum non recipiant.

Aan de schim van de overledene
Gaius Tullius Hesper heeft dit altaar gemaakt voor zichzelf,
opdat zijn botten daar bijeengebracht worden.
Als iemand ze zal schenden [geschonden zal hebben] of daarvandaan wegneemt [weggenomen zal hebben]
wens ik voor hem dat hij met pijn in zijn lichaam
een lange tijd leeft en dat, wanneer hij gestorven
is [zal zijn], de goden van de onderwereld hem niet ontvangen.

Graffiti

Hic habitamus. Felices nos dii faciant.

Hier wonen wij. Mogen de goden ons gelukkig maken.

Marci Iuni insula sum.

Ik ben het woonblok van Marcus Iunius.

Hospitium. Hic locatur triclinium cum tribus lectis et commodis.

Pension. Hier wordt verhuurd/verhuurt men een eetkamer met drie bedden en (alle) gemakken.

Fures foras, frugi intro.

Dieven naar buiten, winst/nette mensen naar binnen.

Hic ego cum veni, futui, deinde redei domi.

Toen ik hier kwam, heb ik gevreeën, vervolgens ben ik naar huis teruggekeerd.

Miximus in lecto. Fateor, peccavimus, hospes.
Si deces: Quare? Nulla fuit matekka.

We hebben in bed gepist. Ik geef het toe, we hebben verkeerd gedaan, waard.
Als je zegt [zult zeggen]: waarom? Er was geen po.

Admiror, paries, te non cecidisse ruinis, qui tot scriptorum taedia sustineas.

Ik sta verbaasd, muur, dat je niet tot een puinhoop vervallen bent,
jij die de walgelijke dingen van zoveel schrijvers draagt.

Omnes lusero, Maximus sum.

Ik zal allen hebben belazerd/zal allen belazeren, ik ben de Grootste.

In cruce figaris.

Moge je aan het kruis worden genageld.

Pituita me tenet.

Een verkoudheid houdt me vast/Ik ben verkouden.

Barca tabescas.

Barca moge je wegrotten.

Pyrrus Chio conlegae salutem. Moleste fero, quod audivi te mortuum. Itaque vale.

Pyrrhus groet zijn collega Chius.
Ik vind het erg dat ik gehoord heb dat je bent gestorven. Dus vaarwel.

Nihil durare potest tempore perpetuo.
Cum bene sol nituit, redditur oceano.
Decresit Phoebe, quae modo plena fuit.
Ventorum feritas seape fit aura levis.

Niets kan eeuwig/een eeuwige tijd duren.
Wanneer de zon goed heeft gestraald,
wordt ze teruggegeven aan de oceaan.
Phoebe (de maan), die zoeven vol was, neemt af.
De woestheid van de winden wordt vaak een licht briesje.

Restitutus multas decepi saepe puellas.

Restitutus bedroog dikwijls veel meisjes

Serena Isodorum fastidit.

Serena heeft een afkeer van Isidorus.

Candida me docuit nigras odisse puellas.
Odero, si petero. Si non, invitus amabo.

Candida leerde me alle donkere meisjes te haten.
Ik zal (ze) haten, als ik kan [zal kunnen]. Zo niet/als (ik het) niet (kan), zal ik ze tegen mijn zin beminnen.

Quisquis amat valeat, pereat qui nescit amare, bis tanto pereat quisquis amare vetat.

Wie ook maar bemint/Ieder die bemint, moge gezond zijn, moge omkomen wie niet weet te beminnen, moge tweemaal zoveel omkomen ieder die verbiedt te beminnen

 

Magische inscripties

Adiuro te demon, quicunque es, et demando tibi ex (h)anc (h)ora, ex (h)anc die, ex
(h)oc momento, ut equos prasini et albi crucies, oc(c)idas et agitatore(s)
Clarum et Felice(m) et Primulum et Romanum oc(c)idas …

No. 4 van Hadrumetum, dfx 11.2.1/22, zijde B (3e eeuw n. Chr.)

I adjure you, daemon, whoever you are, and I command you to torment and
kill the horses of the green and white [teams] from this hour on, from this
day on, and to kill Clarus, Felix, Primulus, and Romanus, the charioteers …

 

…in Vincentζo Tζaritζoni quen peperit Con(cor)dia in ampitζatru Carthaginis in ζie (=die) Merccuri obligate, in(p)licate lac(i)nia Vincentζo Tζaritζoni, ut urssos ligare non possit, omni urssu(m) perdat, … non occidere possit in ζie Merccuri in omni ora iam iam, cito cito, facite …

Carthago, dfx 11.1.1/28 (2 eeuw n. Chr.)

against Vincenzus Zarizo, who was born from Concordia, in the amphitheatre
of Carthage on Wednesday, bind [him], entangle the nets of Vincenzus
Zarizo, may he be unable to chain bears, may he lose with every
bear, … may he be unable to kill [a bear] on Wednesday, in any hour, now,
now, quickly, quickly, make it happen …

 

 

Romeinse kalender