Carmen 92 – Schijn bedriegt
Latijnse tekst
Lesbia mi dicit semper male nec tacet umquam
de me: Lesbia me dispeream nisi amat.
Quo signo? Quia sunt totidem mea: deprecor illam
assidue, verum dispeream nisi amo.
1 | mi | = mihi | |
male dicere + dat. | kwaadspreken over | ||
2 | Lesbia t/m amat | lees: dispeream nisi Lesbia me amat | |
dis-pereo, perire | sterven, omkomen | ||
3 | Quo signo | lett.: door welk teken; op grond waarvan, hoezo (weggelaten is de aanvulling 'durf ik dat te beweren?'. Catullus vervult zelf de rol van de gesprekspartner) | |
totidem indecl. | even zoveel | ||
mea | vul aan: signa | ||
de-precor, precari | vervloeken | ||
4 | assiduus | voortdurend | |
verum cj. | hier als voegwoord: maar |
Werkvertaling
Lesbia mi dicit semper male nec tacet umquam
de me: Lesbia me dispeream nisi amat.
Quo signo? Quia sunt totidem mea: deprecor illam
assidue, verum dispeream nisi amo.
Lesbia spreekt altijd kwaad over mij, ook zwijgt ze nooit
over mij: moge ik sterven als Lesbia mij niet bemint.
Op grond waarvan? Omdat mijn tekens even zoveel zijn: ik vervloek haar
voortdurend, maar moge ik sterven als ik niet bemin.