Carmen 51 – Verliefd
Dit gedicht gaat over de eerste keer dat Catullus Lesbia ziet.
Latijnse tekst
Ille mi par esse deo videtur,
ille, si fas est, superare divos,
qui sedens adversus identidem te
spectat et audit.
dulce ridentem, misero quod omnes [5]
eripit sensus mihi: nam simul te,
Lesbia, aspexi, nihil est super mi
vocis in ore
lingua sed torpet, tenuis sub artus
flamma demanat, sonitu suopte [10]
tintinant aures, gemina teguntur
lumina nocte.
Otium Catulle, tibi molestum est:
otio exsultas nimiumque gestis:
otium et reges prius et beatas [15]
perdidit urbes.
1 | ille | over wie dit gaat, komt later bij qui (r. 3) aan bod | |
mi | = mihi | ||
2 | fas est | het is geoorloofd | |
superare divos | ellips; vul aan: mi videtur | ||
divus | = deus | ||
3 | identidem adv. | telkens weer | |
te | Lesbia; zowel afhankelijk van adversus als object bij spectat en audit | ||
5 | dulce | bijwoord | |
misero t/m mihi | lees: quod mihi misero omnes sensus eripit | ||
misero | congrueert met mihi | ||
quod | wat, (iets) dat; let op plaatsing | ||
6 | sensus, us m | zintuig | |
simul | hier voegwoord: zodra | ||
7 | nihil ... vocis (r. 8) | ? | |
est super | = superest; tmesis | ||
9 | lingua sed | let op de plaatsing van sed | |
torpeo, torpEre | verlamd zijn | ||
tenuis, e | dun, fijn | ||
artus, us m pl. | ledematen | ||
10 | de-mano, manare | naar beneden stromen | |
sonitus, us m | klank | ||
-pte | versterkt suo, vertaal met eigen | ||
11 | tintino, tintinare | suizen | |
geminus | dubbel, twee, beide | ||
gemina | hoort grammaticaal bij nocte; enallage | ||
12 | lumen, minis n | (het) licht -> oog | |
13 | molestus | lastig | |
14 | ex-sulto, sultare | overmoedig zijn, jubelen | |
gestio, gestire | dartel zijn, uitgelaten zijn |
Werkvertaling
Ille mi par esse deo videtur,
ille, si fas est, superare divos,
qui sedens adversus identidem te
spectat et audit.
Hij schijnt mij gelijk te zijn aan een god,
hij schijnt, als het geoorloofd is, de goden te overtreffen,
die zittend tegenover jou, steeds maar weer
naar je kijkt en naar je luistert,
dulce ridentem, misero quod omnes [5]
eripit sensus mihi: nam simul te,
Lesbia, aspexi, nihil est super mi
vocis in ore
terwijl je zoet lacht, wat aan de ongelukkige
mij alle zintuigen ontneemt: want zodra ik jou,
Lesbia, heb aanschouwd, blijft er niets voor mij over
van de stem in mijn mond
Vanaf regel 7-12 beschrijft Catullus wat met hem lichamelijk gebeurt als hij Lesbia ziet
lingua sed torpet, tenuis sub artus
flamma demanat, sonitu suopte [10]
tintinant aures, gemina teguntur
lumina nocte.
maar mijn tong is verlamd, een dunne vlam
stroomt onder mijn ledematen naar beneden, mijn oren
suizen door hun eigen klank, mijn ogen worden
bedekt door een dubbele nacht.
Otium Catulle, tibi molestum est:
otio exsultas nimiumque gestis:
otium et reges prius et beatas [15]
perdidit urbes.
Vrije tijd, Catullus, is lastig voor jou:
Jij bent overmoedig door de vrije tijd en je bent veel te uitgelaten:
vrije tijd heeft al eerder én koningen én gelukkige
steden te gronde gericht.
Ter vergelijking
Sappho leefde rond 600 v. Chr. in Mytilene, op het eiland Lesbos.
Sappho fragment 31 |
Vertaling Paul Claes |
Φαίνεταί μοι κῆνος ἴσος θέοισιν |
Gelukkig als de goden lijkt |
καὶ γελαίσας ἰμέροεν, τό μ’ ἦ μὰν καρδίαν ἐν στήθεσιν ἐπτόαισεν, ὠς γὰρ ἔς σ’ ἴδω βρόχε’ ὤς με φώνας οὔδεν ἔτ’ εἴκει, |
en lieve lach zodat plots mijn hart in mijn borst bonst zodra ik naar je kijk stokt mijn stem |
ἀλλὰ κὰμ μὲν γλῶσσα μ’ ἔαγε, λέπτον δ’ αὔτικα χρῷ πῦρ ὐπαδεδρόμακεν, ὀππάτεσσι δ’ οὐδὲν ὄρημμ’, ἐπιρρόμ- βεισι δ’ ἄκουαι, |
mijn tong is gebroken, een licht vuur loopt door mijn huid, ik zie niets meer mijn oren suizen |
κὰδ δέ μ’ ἴδρως κακχέεται, τρόμος δὲ παῖσαν ἄγρει, χλωροτέρα δὲ ποίας ἔμμι, τεθνάκην δ’ ὀλίγω ‘πιδεύης φαίνομ’ ἔμ’ αὔτᾳ. |
zweet stroomt van mij af een beven bevangt me ik ben groener dan gras het lijkt of ik dood ga |
ἀλλὰ πᾶν τόλματον ἐπεὶ †καὶ πένητα† | maar alles is te dragen als ... |