Carmen 48 – Iuventus' ogen

 

Mellitos oculos tuos, Iuventi,
si quis me sinat usque basiare,
usque ad milia basiem trecenta,
nec numquam videar satur futurus,
non, si densior aridis aristis
[5]
sit nostrae seges osculationis.

1   mellitus honingzoet
    oculos object bij basiare (r. 2)
    Iuventi vocativus
2   (si) quis = ... (na ni, nisi, num en ne)
    basio, basiare kussen
3   usque ad milia ... trecenta vul aan: basiorum; tegen de 300000 kussen
    basiem coni. potentialis
4   videar satur (futurus) ik zou verzadigd schijnen (te zullen zijn)
5   non hier: zelfs niet
    densus dicht(opeen)
    aridus droog, rijp
    arista korenaar
6   seges, etis oogst
    osculatio, onis f (het) kussen

 

Aridis aritis : abl. Comparationis.

(10) Onweerstaanbare ogen

Als iemand mij toestaat onafgebroken jouw 
honingzoete ogen te kussen Iuventius,
ik zou met kussen doorgaan tot 300000 kussen
en nooit zou ik me verzadigd voelen.
Zelfs niet als het aantal kussen groter zou zijn
Dan ongerijpte korenaren.

 

The "innumerable" (actually 300,000) kisses mentioned here are clearly those that
evoked the tut-tuttery and charges of effeminacy that Catullus was at pains to repudiate
in 16: cf. Thomson (I997, 231). All those kisses, but nothing more serious,
more assertive of masculine dominance? The metaphor at5-6 is, as Godwin
(1999, I68) says, intriguing: "The associations of the crop of corn are ones of fullness,
ripeness, pleasure, sunshine."

 

Romeinse kalender