Carmina

Ga direct naar het overzicht van de Carmina »

Van Catullus is één bundel met 116 gedichten, de Carmina (‘Gedichten’), overgeleverd. Ze zijn geschreven in een periode van acht jaar, vanaf 62 v. Chr. tot zijn dood in 54 v. Chr.

De werken van Catullus waren bijna voorgoed verloren gegaan, ware het niet dat één manuscript bewaard is gebleven, dat in de 14e eeuw opdook in Catullus’ geboortestad Verona. De gedichten zijn niet op chronologische of thematische volgorde overgeleverd. Uit de citaten van Catullus bij verschillende auteurs uit de oudheid blijkt verder dat een deel van zijn gedichten de tand des tijds niet heeft doorstaan.

De gedichten worden gewoonlijk in drie delen verdeeld:

  1. Carmina 1–60 Korte gedichten: De korte gedichten zijn verschillend in lengte en met verschillende lyrische metra geschreven. Het zijn persoonlijke gedichten over verschillende onderwerpen, waaronder Catullus' leven, zijn vrienden, BR’ers (Bekende Romeinen) zoals Caesar en Cicero. Het beroemdst zijn de gedichten over zijn grote liefde, Lesbia.
  2. Carmina 61–68 Lange gedichten: In de langere gedichten zijn duidelijke verschillen te merken in de stijl en techniek. Ze zijn veel ‘kunstiger’ dan de gedichten van de andere groepen, hier toont Catullus dat hij een poeta doctus (‘geleerde dichter’) is. De invloed van de Alexandrijnse poëzie is duidelijk merkbaar, met name de invloed van Callimachus. Het langste gedicht, Catullus’ epyllion De Bruiloft van Peleus en Thetis, bevindt zich bijvoorbeeld in deze groep.
  3. Carmina 69–116 Epigrammen: De epigrammen zijn allemaal in hetzelfde metrum geschreven, het elegisch distichon. Een deel is te karakteriseren als epigrammen, zoals later bij Martialis wordt gezien, een ander deel weer als liefdeselegie, zoals later bij Tibullus, Propertius en Ovidius wordt gezien. Net als in het eerste deel zijn de gedichten aan verschillende mensen opgedragen.

De stijl van Catullus is op een bijzondere manier gemengd. Als liefdesdichter gebruikt hij veel stijlfiguren, sentimentele verkleinwoorden, overdrijvingen en verheven taal, en spreekt hij zichzelf vaak aan. Als spotdichter wil hij mensen beledigen en irriteren, waarvoor hij grof taalgebruik niet schuwt. Catullus beschrijft zelf zijn stijl in Carmen 16:

Nam castum esse decet pium poetam
ipsum, versiculos nihil necesse est;
qui tum denique habent salem et leporem,
si sunt molliculi ac parum pudici.

Want het past dat een trouwe dichter zelf kuis is,
maar het is helemaal niet nodig dat zijn versjes dat ook zijn;
die hebben pas pit en humor,
als ze een beetje schunnig en niet al te kuis zijn!

— Catullus, Carmen 16.6–9

Lesbia

Een aanzienlijk deel van zijn gedichten gaan over zijn relatie met Lesbia, samen bekend als de zogenaamde Lesbia-cyclus. De gedichten beschrijven de verschillende fases van hun wispelturige relatie, van de eerste ontmoeting, de liefde, de ruzies, het bedrog tot de nasleep. Doordat de gedichten waarschijnlijk niet in de oorspronkelijke volgorde zijn overgeleverd, is het lastig een chronologische volgorde te bepalen.

De naam Lesbia is een hommage aan de Griekse dichteres Sappho, die op het eiland Lesbos leefde. Lesbia betekent dan ook letterlijk ‘de vrouw van Lesbos’. Carmen 51, dat gezien wordt als het eerste gedicht van de Lesbia-cyclus, is zelfs een bijna directe vertaling van een gedicht van Sappho.

De grote vraag is natuurlijk wie de Lesbia is die Catullus in zijn gedichten noemt. Het kan zijn dat ze een verzinsel is, een middel om een gevoel te beschrijven dat herkend wordt door de lezers. Het kan zijn dat ze een verzamelnaam is voor alle geliefden die Catullus heeft gehad, en dus niet één maar meerdere personen voorstelt. De meeste literatuurwetenschappers vandaag de dag denken echter dat Lesbia het pseudoniem is voor één persoon en de gedichten daarmee gebaseerd zijn op een echte relatie. De vraag is dan natuurlijk wie bedoeld wordt met het pseudoniem Lesbia.

Lesbia werd al in de oudheid geïdentificeerd als Clodia, de zus van de beroemde politicus Publius Clodius Pulcher, die we kennen als de aartsvijand van Cicero.

Clodia was de vrouw van Quintus Caecilius Metellus Celer. Hij had met Pompeius tegen Mithridates gevochten (66 v. Chr.), hij was praetor (63 v. Chr.) en bestuurde hij Gallia Cisalpina (Noord-Italië) waar hij tegen de Catilinariërs vocht tot hij in 60 v. Chr. consul werd.

Het huwelijk van Clodia en Metellus Celer is zonder twijfel slecht te noemen. Zo hadden ze vaak ruzies in het openbaar. Clodia was erg knap, slim en zeer geliefd bij de mannen. Tijdens haar huwelijk met Metellus Celer had ze verschillende affaires. Ze werd ook wel Quadrantaria (‘een kwart cent kostend’) genoemd, wat zoveel zou kosten moge duidelijk zijn. In 59 v. Chr. overleed Metellus Celer onder verdachte omstandigheden, waarna openlijk gespeculeerd werd dat hij vergiftigd was door Clodia.

Als weduwe ging Clodia verder met haar losbandige levensstijl. In 58 v. Chr. kreeg ze een relatie met Marcus Caelius Rufus. In 56 v. Chr. was hij echter op haar uitgekeken en beëindigde hij de relatie. Dit schoot Clodia, die gewend was altijd zelf relaties te beëindigen, in het verkeerde keelgat. Ze beschuldigde Caelius ervan dat hij haar probeerde te vergiftigen.

Een rechtszaak volgde, waarin Caelius verdedigd werd door de beroemde redenaar Cicero. Deze had een persoonlijk belang in dit proces, aangezien Clodia de zus was van Cicero’s aartsvijand Clodius. In zijn pleidooi Pro Caelio (‘Voor Caelius’) veegde hij de vloer met haar aan: ze werd geschetst als jaloerse mannenverslinder die het hele verhaal als wraakactie verzonnen had. Cicero beschrijft het gedrag van een hoer, dat sprekend overeenkomt met de levensstijl van Clodia, maar verzekert het publiek daarna dat de beschrijving écht niet over Clodia ging. Hij noemt haar de Palatina Medea (‘Medea van het Palatijn’) genoemd, naar de mythologische Medea die haar eigen man vermoorde. Hij haalt zelfs de geruchten aan dat ze een incestueuze relatie met haar broer zou hebben. Caelius werd vrijgesproken en in het vervolg werd niets meer van Clodia gehoord.

Er zijn verschillende overeenkomsten tussen Clodia, zoals we haar uit geschiedkundige bronnen kennen, en Lesbia, zoals we haar van Catullus kennen, die de theorie ondersteunen dat ze dezelfde persoon zijn. Zo beschrijft Catullus dat Lesbia getrouwd was, dat ze een relatie heeft gehad met Caelius, verschillende mannen afwerkte en een relatie had met haar broer Clodius. Daarbij hadden Romeinse dichters de gewoonte pseudoniemen te kiezen die metrisch overeenkomen met de echte naam, en gescandeerd zijn Lēsbĭă en Clōdĭă gelijk aan elkaar. Ze zouden elkaar dan voor het eerst gezien hebben in het begin van zijn tijd in Rome, nog voor de dood van Metullus Celer, en toen een relatie gekregen hebben.

Overzicht van de Carmina

[De Carmina hebben eigenlijk geen namen, deze zijn hier toegevoegd om een indruk te geven over de inhoud van de gedichten. Heb je zelf een originele titel voor een gedicht bedacht? Mail deze dan door hier te klikken, waarna de titel wellicht hier wordt overgenomen.]

Thematische indeling

De gedichten kunnen ook thematisch worden ingedeeld.

De Lesbiacyclus

Zo'n 26 gedichten gaan over Lesbia.

51, 2, 3, 86, 5, 7, 92, 85, 83, 8, 79, 37, 58, 11

51, 2, 3, 86, 5, 7, 92, 85, 83, 70, 75, 8, 79, 37, 58, 11

43, 77

De tijdgenoten van Catullus

Caesar (93, 29), 26, 38, 47, 50, 113

De schrijver Catullus

1, 13, 85, 11, 101, 46, 31

 

 

 

Romeinse kalender