Relatieve aansluiting

Een bijzonder gebruik van het betrekkelijk voornaamwoord is de relatieve aansluiting.

Stel je hebt deze zin met een relativum:

Pueri, qui in horto ambulant, laeti sunt. = De jongens, die in de tuin lopen, zijn blij.

In deze zin slaat ‘qui’ op ‘pueri’. ‘Pueri’ is dus het antecedent. Om van deze zin een relatieve aansluiting te maken, moet je het verschil weten tussen de hoofdzin en de bijzin:

Pueri laeti sunt = de hoofdzin.
Qui in horto ambulant = de bijzin.

Nu zetten we de zin in de relatieve aansluiting:

Pueri laeti sunt. Qui in horto ambulant. = De jongens zijn blij. En zij lopen in de tuin

Je ziet dat we eerst de hoofdzin neerzetten, dan een punt, en daar na het betrekkelijk voornaamwoord (relativum) met de bijzin. De relatieve aansluiting kan worden ingeleid door een punt of puntkomma. Dit geeft aan dat de zin nauw verbonden is met de zin die voorafgaat.

In de vertaling moet je twee dingen anders doen:

Je voegt het woordje ‘En’ toe in je vertaling van de ‘bijzin’.

Je vertaalt het betrekkelijk voornaamwoord (relativum) als een persoonlijk voornaamwoord, dus hij/zij/het/etc. in plaats van die, dat, of aan/van wie.

Staat het antecedent in de vorige zin, afgesloten met een punt of puntkomma

 

 

Romeinse kalender