Verteltechnieken

Aan het typen...

 

Alwetende verteller

De vertellende instantie die complete kennis van alle gebeurtenissen, achtergronden en het verloop van het verhaal heeft.
Persoon die alle kennis van gebeurtenissen, achtergronden en afloop van het verhaal heeft en weet wat er in het innerlijk van de personages omgaat

Apostrofe

De verteller richt zich rechtstreeks tot een personage of gepersonifieerde zaak in het verhaal.
Quis tibi tum, Dido, cernenti talia sensus?
Hoe was je er toen aan toe, Dido, toen je dergelijke dingen zag?
Vergilius, Aeneis 4.408
... Priamique arx alta maneres.
... en dan zou jij nog overeind staan, hoge burcht van Priamus.
Vergilius, Aeneis 2.56

Dramatische ironie

Het verschijnsel dat een of meer personages minder kennis van de situatie hebben dan de lezer / het publiek.
Quisquis es, huc exi! Quid me, puer unice, fallis
quove petitus abis? Certe nec forma nec aetas
est mea, quam fugias.
Wie je ook bent, kom hier! Waarom houd je me voor de gek, unieke jongen? Of waar ga je heen terwijl ik naar je verlang? Het is zeker niet mijn schoonheid of mijn leeftijd waar je voor vlucht.
Ovidius, Metamorphosen 3.454-456
Narcissus spreekt tot zijn eigen spiegelbeeld zonder dat hij dit zelf in de gaten heeft.

Pathos

Het opwekken van betrokkenheid bij of medelijden met het personage bij de toehoorder of lezer
"Pyrame," clamavit, "quis te mihi casus ademit?
Pyrame, responde! tua te carissima Thisbe
nominat; exaudi vultusque attolle iacentes!"                           
                                                                          (Ovidius, Metamorphoses 4, 142-144)

Prospectie (flashforward)

Prospectie (flashforward)
Het vooruitkijken door een personage of de verteller naar latere gebeurtenissen.
  Prospectie Het inlassen van een handeling of mededeling die vooruitloopt op / een aankondiging is van iets dat in de toekomst gaat gebeuren   (flash-forward)

Schijvers kunnen soms door hun woordkeuze vooruitlopen op de afloop van een verhaal, zoals Ovidius in vers 196 doet door het gebruik van het woord pericla. Dit noemen we prospectie (vooruitkijken).
Daedalus kuste zijn zoon Icarus voordat ze wegvlogen van Kreta. Icarus zou tijdens de vlucht omkomen.
Dedit oscula nato
non iterum repetenda suo.
Hij gaf zijn zoon kussen die niet opnieuw gegeven zouden worden.
Ovidius, Metamorphosen 8.211-212

Raamvertelling

Een verhaal dat als een kader één of meer andere verhalen omsluit.
Het verhaal over het diner bij Dido als kader waarbinnen Aeneas zijn verhalen vertelt.

Retrospectie (flashback)

Retrospectie (flashback)
Retrospectie                     Het inlassen van een handeling of mededeling die terugwijst naar iets dat is gebeurd 
(flash-back) 
Het terugkijken door een personage of de verteller op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden.
Stipes erat quem, cum partus enixa iaceret
Thestias, in flammam triplices posuere sorores.
(...)
Ille diu fuerat penetralibus abditus imis
servatusque tuos, iuvenis, servaverat annos.
Er was een stuk hout dat de drie schikgodinnen in het vuur hadden gelegd, 
toen de dochter van Thestius in het kraambed lag.
(...)
Dat had lang achter in een diepe kast verborgen gelegen en doordat het 
(uit het vuur) gered was, had het jou al die jaren gered, jongen. 
Ovidius, Metamorphosen 8.451-452; 458-459

Ringcompositie

Ringcompositie Opbouwprocédé dat erin bestaat een verhaal, een gedeelte ervan of enkele verzen in een gedicht als teksteenheid af te bakenen met (qua inhoud of formulering) naar elkaar verwijzende passages
Fulsere quondam candidi tibi soles
……………………………………..
Fulsere vere candidi tibi soles.
(Catullus, carmen 8, 3-8)

Vertellerscommentaar

Het door de alwetende verteller (terloops) geleverde commentaar op gebeurtenissen of personages.
Het (terloops) leveren van commentaar op gebeurtenissen of personages door de auteur, gericht tot de toeschouwer/lezer/luisteraar
At regina dolos (quis fallere possit amantem?) praesensit
Maar de koningin voorvoelde het bedrog (wie zou een verliefd mens kunnen misleiden?)
Vergilius, Aeneis 4.296-297
id vitium nulli per saecula longa notatum
quid non sentit amor?  primi vidistis amantes
et vocis fecistis iter, tutaeque per illud
murmure blanditiae minimo transire solebant. 
                                                                          (Ovidius, Metamorphoses 4, 66-69)

Vertelperspectief

De positie van waaruit de verteller het verhaal vertelt.
Vertelperspectief Het gezichtspunt van waaruit de auteur het verhaal presenteert

Verteltempo

De verhouding tussen verteltijd en vertelde tijd.
Wanneer de woorden van een personage in de directe rede worden weergegeven, is de verteltijd even lang als de vertelde tijd.
Wanneer in een vertelling een samenvatting van gebeurtenissen wordt gegeven of wanneer er een sprong in de tijd wordt gemaakt, is de verteltijd korter dan de vertelde tijd.
Wanneer in een vertelling een beschrijving wordt gegeven van een persoon of voorwerp, is de verteltijd langer dan de vertelde tijd.
Versnelling: het verteltempo wordt hoger dan in het voorafgaande. verteltijd is korter dan vertelde tijd
Vertraging: het verteltempo wordt lager dan in het voorafgaande. verteltijd is langer dan vertelde tijd

Verteltijd

De tijd die gebruikt wordt om het verhaal te vertellen.
Tijd die gebruikt wordt om het verhaal te vertellen

Vertelde tijd

De tijdsduur van de vertelde gebeurtenissen.
De tijd die de (vertelde) gebeurtenissen in werkelijkheid in beslag nemen

 

 

 

 

 

 

 

ringcompositie

Romeinse kalender