Argumentatieleer
Aan het typen...
Argumentatieve begrippen
- A-fortiori-redenering
- Een redenering die stelt dat, wanneer in een bepaalde situatie iets geldt, het vanzelfsprekend is dat dit in een andere situatie met des te meer reden geldt.
- Als een volwassene deze steen niet kan optillen, kan een kind dat al helemaal niet.
- Nam tu quoque, qui consulis, diu an consuleres cogitasti: quanto magis hoc mihi faciendum est, cum longiore mora opus sit ut solvas quaestionem quam ut proponas?
- Want ook jij, die mij om raad vraagt, hebt lang nagedacht of je me wel om raad moest vragen. Des te meer moet ik er goed over nadenken, omdat het geven van een oplossing meer tijd vergt dan het stellen van een vraag.
- Seneca, Epistula ad Lucilium 48.1 Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 29
- Analogie Een argumentatie die gebruik maakt van een vergelijkbare situatie.
- Ut igitur Athenas et Lacedaemonem Atheniensium Lacedaemoniorumque causa putandum est conditas esse, omniaque quae sint in his urbibus eorum populorum recte esse dicuntur, sic quaecumque sunt in omni mundo deorum atque hominum putanda sunt.
- Zoals we kunnen veronderstellen dat Athena en Sparta gesticht zijn vanwege de Atheners en Spartanen, en dat men terecht veronderstelt dat alles wat zich in die steden bevindt, eigendom van die volken is, zo mag men veronderstellen dat alles wat er in het hele universum bestaat, eigendom van goden en mensen is.
- Cicero, De natura deorum 2.154
- Autoriteitsargument
- De verwijzing naar een uitspraak van een belangrijk persoon om een eigen bewering kracht bij te zetten.
- Sed ne soli mihi hodie didicerim: (…) Democritus ait (…). Bene et ille, quisquis fuit (...). Egregie hoc tertium Epicurus (…)
- Maar om te voorkomen dat ik vandaag niet alleen voor mijzelf geleerd heb: (.) Democritus beweert (...). Een tweede mooie uitspraak is van een onbekende auteur (...). Hier is nog een derde mooie uitspraak. Epicurus zegt (...).
- Seneca citeert Democritus, een onbekende auteur en Epicurus om zijn eigen gedachte te bevestigen.
- Seneca, Epistula ad Lucilium 7.10-12
- Invoeren fictieve spreker
- Een opmerking van een denkbeeldige spreker.
- Dicet aliquis, “quid mihi prodest philosophia, si fatum est?”
- Nu zal iemand opmerken: “Wat heb ik aan filosofie als er een noodlot bestaat?”
- Seneca, Epistula ad Lucilium 16.4
- Syllogisme Een redenering waarbij een conclusie getrokken wordt uit twee premissen (stellingen), een algemene (premisse maior) en een specifieke (premisse minor).
- premisse maior Alle mensen zijn sterfelijk
- premisse minor Socrates is een mens
- conclusie Socrates is sterfelijk
Analogie als argument Het argumenteren met gebruikmaking van een parallel geval : De overeenkomst (analogie) tussen soortgelijke situaties gebruikt Seneca als argumentatie. Vaak ook ingekleed als vergelijking
- Voorbeelden:
Quis est ergo hic animus? qui nullo bono nisi suo nitet. Quid enim est
stultius quam in homine aliena laudare? quid eo dementius qui ea miratur
quae ad alium transferri protinus possunt? Non faciunt meliorem equum
aurei freni.(Sen. ep. 41)
Betekenis: Zoals gouden teugels een paard niet beter maken, zo maken dingen van een ander een mens niet beter
A-fortiori-redenering Een des-te-meer- redenering
- Voorbeelden:
- Si tibi occurrerit vetustis arboribus et solitam altitudinem egressis frequens
lucus et conspectum caeli <densitate> ramorum aliorum alios protegentium summovens,
illa proceritas silvae et secretum loci et admiratio umbrae in
aperto tam densae atque continuae fidem tibi numinis faciet. Si quis specus
saxis penitus exesis montem suspenderit, non manu factus, sed naturalibus
causis in tantam laxitatem excavatus, animum tuum quadam religionis
suspicione percutiet. - Magnorum fluminum capita veneramur; subita ex
abdito vasti amnis eruptio aras habet; coluntur aquarum calentium fontes,
et stagna quaedam vel opacitas vel immensa altitudo sacravit. - Si hominem
videris interritum periculis, intactum cupiditatibus, inter adversa felicem, in
mediis tempestatibus placidum, ex superiore loco homines videntem, ex
aequo deos, non subibit te veneratio eius? non dices, 'ista res maior est
altiorque quam ut credi similis huic in quo est corpusculo possit'?
(Sen. Ep. 41)
De redenering is als volgt:
Als bepaalde natuurverschijnselen al, door de indruk die ze op ons maken, een godsbesef bij ons oproepen. Dan zeker helemaal een stoïsche wijze.
Opvoeren van een fictieve opponent
- Vooirbeelden:
Dicet aliquis : « Quid mihi prodest philosophia, si fatum est ?
t/m
aut consilio meo nihil fortuna permittit. »
(Seneca, ad Lucilium epistula 16, 4)
Begrippen uit de argumentatieleer:
Syllogisme Een redenering waarbij een conclusie getrokken wordt uit twee stellingen, een algemene
(maior) en een specifieke (minor)
maior Alle mensen zijn sterfelijk
minor Alle Romeinen zijn mensen
conclusio Alle Romeinen zijn sterfelijk
1e syllogisme: Wat altijd beweegt is eeuwig/onsterfelijk (maior)
Wat zichzelf beweegt is altijd bewegend (minor)
Wat zichzelf beweegt is eeuwig/onsterfelijk (conclusio)
2e syllogisme Wat zichzelf beweegt is eeuwig/onsterfelijk (maior)
De ziel beweegt zichzelf (minor)
De ziel is eeuwig/onsterfelijk (conclusio)
(Bron: Cicero, De re publica 6, 27-28)
Analogie als argument Het argumenteren met gebruikmaking van een parallel geval
Ut igitur Athenas et Lacedaemonem Atheniensium Lacedaemoniorumque causa putandum est conditas esse, omniaque quae sint in his urbibus eorum populorum recte esse dicuntur, sic quaecumque sunt in omni mundo deorum atque hominum putanda sunt.
(Cicero, De natura deorum 2, 154)
A-fortiori-redenering Een des-te-meer- redenering
Als een volwassene deze steen niet kan optillen, kan een kind dat al helemaal niet!
Nihil enim est tam contrarium rationi et constantiae quam fortuna, ut mihi ne in deum
quidem cadere videatur ut sciat quid casu et fortuito futurum sit
(als een god al niet weet wat er gaat gebeuren kan een mens dat zeker niet weten)
(Cicero, De divinatione 2, 18)
Autoriteitsargument Het opvoeren van een belangrijk/bekend persoon die eenzelfde argument hanteert als
de schrijver
sed ne soli … t/m … venientem
(Seneca, ad Lucilium epistula 7, 10-12)
(Democritus en Epicurus worden geciteerd om Seneca´s gedachte te bevestigen)
Invoeren van een fictieve opponent
Dicet aliquis : « Quid mihi prodest philosophia, si fatum est ?
t/m
aut consilio meo nihil fortuna permittit. »
(Seneca, ad Lucilium epistula 16, 4)