Persoonlijk voornaamwoord
1e persoon
|
enkelvoud |
meervoud |
nom. |
ego |
nos |
gen. |
mei* |
nostrum* |
dat. |
mihi |
nobis |
acc. |
me |
nos |
abl. |
me |
nobis |
|
ik, mij |
wij, ons |
* Deze vormen zijn eigenlijk bezittelijke voornaamwoorden en worden alleen in speciale gevallen gebruikt.
2e persoon
|
enkelvoud |
meervoud |
nom. |
tu |
vos |
gen. |
tui* |
vestrum* |
dat. |
tibi |
vobis |
acc. |
te |
vos |
abl. |
te |
vobis |
|
jij, jou |
jullie |
* Deze vormen zijn eigenlijk bezittelijke voornaamwoorden en worden alleen in speciale gevallen gebruikt.
3e persoon
Er is in het Latijn eigenlijk geen persoonlijk voornaamwoord voor de 3e persoon. In plaats daarvan worden verschillende andere voornaamwoorden gebruikt:
- Meestal wordt het persoonlijk voornaamwoord van de 3e persoon niet gebruikt, omdat de uitgang van het werkwoord al aangeeft welke persoon het is. Het is dan vaak uit de context al duidelijk welk voornaamwoord bedoelt wordt.
- De bepaalde voornaamwoorden is, ea, id. worden vaak als persoonlijk voornaamwoorden voor de 3e persoon gebruikt. Zo vaak dat sommige leerboeken deze woorden zelfs persoonlijke voornaamwoorden noemen! Dit is technisch gezien onjuist, maar in de praktijk vaak wel het geval.
- In bepaalde gevallen wordt het wederkerend voornaamwoord se gebruikt, zoals in de a.c.i.
- In andere gevallen worden de woordjes idem en ipse gebruikt.
- Een ander voornaamwoord dat wordt gebruikt als persoonlijk voornaamworod is ille, illa, illud. Dit zijn aanwijzende voornaamwoorden. In deze vormen herken je misschien ook de persoonlijke voornaamwoorden in bijvoorbeeld het Frans of Spaans, die uit de vormen ille (voor Fr. il, Sp. el) en illa (voor Fr. elle, Sp. ella) zijn ontstaan.
- Ook de aanwijzende voornaamwoorden hic, haec, hoc en iste, ista, istud kunnen gebruikt worden.