Bezittelijk voornaamwoord
De bezittelijke voornaamwoorden in het Latijn zijn:
meus, mea, meum = mijn
tuus, tua, tuum= jouw
noster, nostra, nostrum = ons, onze
vester, vestra, vestrum = jullie
De vormen worden verbogen als bijvoeglijke naamwoorden van groep 1/2. meus en tuus gaan als longus, terwijl noster en vester gaan als pulcher.
Omdat het Latijn geen persoonlijk voornaamwoord heeft voor de derde persoon, wordt een trucje gebruikt. De genitivus van is, ea, id wordt gebruikt om bezit aan te geven.
Voor het enkelvoud: eius
Voor het meervoud: eorum/earum
Als de bezitter onderwerp is van de zin, en benadrukt moet worden, kan het bezittelijk voornaamwoord suus gebruikt worden:
suus, sua, suum = zijn (eigen), haar (eigen), hun (eigen)
Het bezittelijk voornaamwoord suus wordt dus gebruikt bij alle geslachten en getallen.
Bijvoorbeeld:
librum suum legit = hij leest zijn (eigen) boek
librum suum legunt = zij lezen hun (eigen) boek
librum eius legit = hij leest zijn boek.
librum eorum legit = hij leest hun boek.
In de laatste twee zinnen is het boek niet geschreven door degene die het boek leest, maar door anderen.
Verwante onderwerpen: bijvoeglijke naamwoorden groep 1/2