Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord of relativum wordt veel gebruikt in het Latijn om meer informatie over woordgroep te geven.
Een voorbeeld van een Nederlandse zin met een relativum is:
Augustus, die de eerste Romeinse keizer was, heette eerst Octavianus.
In deze zin is ‘die’ het betrekkelijk voornaamwoord. De onderstreepte zin is de betrekkelijke bijzin of relatieve bijzin.
Het antecedent (antecedere 'voorafgaan') is het woord waarnaar het relativum verwijst, in dit geval Augustus. Vaak staat dit woord direct voor het relativum, zoals ook hier het geval is. Het kan er echter bijvoorbeeld ook achter staan.
Vormen
De rijtjes van het betrekkelijk voornaamwoord gaan soms onregelmatig. Ook hier zijn in het enkelvoud in de genitivus en dativus de typische voornaamwoord uitgangen te zien.
|
mannelijk |
vrouwelijk |
onzijdig |
sing. nom. |
qui |
quae |
quod |
gen. |
cu |
cu |
cu |
dat. |
cu |
cu |
cu |
acc. |
quem |
quam |
quod |
abl. |
quo |
qua |
quo |
plur. nom. |
qui |
quae |
quae |
gen. |
quorum |
quarum |
quorum |
dat. |
quibus |
quibus |
quibus |
acc. |
quos |
quas |
quae |
abl. |
quibus |
quibus |
quibus |
|
die, dat, |
Vertaling
Je kunt het betrekkelijk voornaamwoord dus vertalen met: die, dat, aan/van wie, waar.
Pueri, qui in horto ambulant, laeti sunt. De jongens, die in de tuin lopen, zijn blij.
Gaius puer est, quocum Marcus ambulat. Gaius is de jongen, met wie Marcus loopt.
Puella, quam Gaius amat, Iulia est. Het meisje, dat Gaius bemint, is Julia.
Pater, cuius filia Iulia est, magister est. De vader, wiens dochter Julia is, is ambtenaar.
Per quem Tiberis fluit, illam urbem eo. Ik ga naar die stad, waardoor de Tiber stroomt.
Deus, qui rex deorum est, Iupiter est. De god, die koning van de goden is, is Jupiter.
Nomen urbis, in qua templum grande est, Roma est. De naam van de stad, waarin een grote tempel is, is Rome.
Deus, cui Romani templum sacraverunt, Iupiter est. De god, aan wie de Romeinen een tempel hebben gewijd, is Jupiter.
Er vallen een aantal dingen op:
in combinatie met cum wordt het relativum + cum, zoals quocum in zin 2.
het relativum kan ook voor het antecedent staan zoals in zin 5.
Je moet naar het antecedent kijken om te zien welk betrekkelijk voornaamwoord je moet gebruiken. Het antecedent staat er meestal voor. Het antecedent en betrekkelijk voornaamwoord komen overeen in geslacht en getal, maar niet in naamval. Dit is omdat het betrekkelijk voornaamwoord een andere functie kan hebben in de bijzin, dan het antecedent in de hoofdzin.
Relativum met ingesloten antecedent
Wie zwijgt, stemt toe.
Ik gedaan wat je hebt gevraagd.
wie = degene, die
wat = dat, wat
ook in het Latijn:
Qui tacet, consentit. Wie zwijgt, stemt toe.
Feci quod rogavisti. Ik gedaan wat je hebt gevraagd.
Verwante onderwerpen: relatieve aansluiting.