Woordsoorten

Een taal heeft heel veel woorden. Deze woorden maken samen zinnen. Om structuur in deze zinnen te brengen, kan je ze ontleden. Hierbij ga je terug naar het allerkleinste stukje wat nog een betekenis heeft. Een manier van ontleden is taalkundig ontleden, waarin je de woorden in woordsoorten indeelt:

woordwoort grammaticale term Nederlands voorbeeld Latijns voorbeeld
zelfstandig naamwoord

substantief

huis, dier, boek

domus, animal, liber

bijvoeglijk naamwoord

adjectief

goed, lang, snel

bonus, longus, celer

voornaamwoord

pronomen

 

 

   persoonlijk vnw.

   pron. personale

ik, jij, wij

ego, tu, nos

   wederkerend vnw.

   pron. reflexivum

me, je, zich

me, te, se

   bezittelijk vnw.

   pron. possesivum

mijn, jouw, onze

meus, tuus, noster

   aanwijzend vnw.

   pron. demonstrativum

die, dat, gene

hic, iste, ille

   bepaald vnw.

   pron. determinativa

zelf, die, dezelfde

ipse, is, idem

   onbepaald vnw.

   pron. indefinitum

iemand, ieder, iets

 

   betrekkelijk vnw.

   pron. relativum

die, dat

qui, quae, quod

   vragend vnw.

   pron. interrogativum

wie, wat, welke

quis, quid, qui

telwoord

numerale

één, eerste, eenmaal

unus, primus, semel

werkwoord

verbum

roepen, horen, zijn

vocare, audire, esse

bijwoord

adverbium

dus, niet, ook

ergo, non, quoque

voorzetsel

prepositie

na, uit, tussen

post, ex, inter

voegwoord

conjunctie

en, omdat, als

et, quia, si

tussenwerpsel

interjectie

o!, ach, gegroet

o!, eheu, ave

partikel

partikel

(er zijn geen partikels)

-ne, num, utinam

 

Romeinse kalender