Geschiedenis

Het Latijn is een bijzondere taal. Het wordt overal ter wereld op scholen en universiteiten gegeven. En dat terwijl het door geen volk meer wordt gesproken!

Ooit was de wereld goed. Dit noemen de Romeinen de ‘Gouden Tijd’. Er heerste vrede en welvaart in de wereld, die geregeerd werd door Saturnus. Aan zijn dagen kwam snel een einde, toen hij verdrongen werd door zijn zoon Jupiter. Saturnus vluchtte naar Italië, waar hij aan de Tiber ging wonen. Vanaf dat moment wordt die streek Latium genoemd, dat ‘schuilplaats’ betekent (latere ‘verbergen’). De mensen die daar woonden noemden zichzelf Latini (Latijnen), en hun taal noemden ze Lingua Latina (het Latijn).

Aan het eind van de Trojaanse Oorlog, vluchtten Aeneas en zijn zoon Ascianus uit het brandende Troje, om de goden the gehoorzamen en in Italië een nieuw rijk te stichten. Na jaren lang rondzwerven bellande hij in Latium, waar zijn zoon de stad Alba Longa stichtte.

Ongeveer 15 generaties verder, voelde koning Proca zijn einde naderen. Hij had twee zonen. De één, Numitor, gaf hij de kroon, en de ander, Amulius, gaf hij al zijn geld. Maar ja, een koning is nergens zonder geld, en Amulius stootte zijn broer van de troon. Alles ging vlekkeloos, op een ding na: Numitor had twee zonen en een dochter. Hij vermoorde zijn neefjes, en dwong zijn nichtje, Rhea Silvia, om Vestaalse maagd te worden. En het is verboden dat Vestaalse maagden kinderen krijgen, dus Amulius was er vrij zeker van dat er geen nakomelingen van Numitor meer zouden zijn.

Amulius had echter niet op de goden gerekend. Mars kwam naar beneden en Rhea Silvia kreeg een tweeling: Romulus en Remus. Toen hij hierachter kwam, gooide hij de tweeling met een mandje de Tiber in. Helaas voor Amulius was de Tiber net buiten zij oevers getreden, en na het terugrtekken van de rivier bleef het mandje met de tweeling op het land achter. Daar werden ze gevonden en verzorgd door een wolvin. Na een tijdje werden ze gevonden door een herder, Faustulus, die hen met zijn eigen kinderen opvoedde. Nadat ze volwassen waren, vertelde hij Romulus en Remus dat Numitor hun opa was. Ze gingen naar Alba Longa en zetten Amulius af. Nadat ze hun opa weer op de troon hadden geplaatst, besloten ze zelf een stad te stichten, op de plaats waar ze door de wolvin werden gevonden.

Er was alleen één probleem: wie zou de koning worden? Ze besloten een teken van de goden op te wachten. De broers gingen beide naar de vogels kijken. Remus zag zes gieren in de lucht, en vond dit een geweldig teken. Romulus zag er echter twee keer zoveel, en hij vond dat hij koning moest worden. Er begon een ruzie, en Remus werd door zijn eigen broer vermoord. Romulus stichtte de stad Rome op 21 april 753 v. Chr, en hij werd de eerste koning. Nou ja, volgens de legende dan.

In werkelijkheid komen de oudste sporen van Rome uit het eerste millenium voor Christus. De stad Rome onstond rond die tijd op zeven heuvels. En wie Rome zegt, zegt Latijn. Het oudste Latijn (6e eeuw v. Chr.) is dan ook in het centrum van de stad gevonden. Het is pas rond het begin van onze jaartelling dat er Klassiek Latijn werd gesproken, door beroemde Romeinen zoals Caesar. Rome breidde zich steeds verder uit. Op haar hoogtepunt bestond het Romeinse Rijk uit grote delen van Europa, Noord-Afrika en West-Azië.

(Hier hoort een afbeelding te staan, die helaas niet kan worden weergegeven)
Het Romeinse Rijk was op haar grootst in 117 n. Chr.

Het belangrijkste aspect van de Romeinse veroveringen was de romanisatie: het ‘verromeinsen’ van de veroverde gebieden. De Romeinen lieten de bevolking langzaamaan hun taal en cultuur overnemen. Hierdoor vinden we het Latijn en de Romeinen overal in ons dagelijks leven terug. Toen de laatste (Westelijke) Romeinse keizer in 476 van de troon werd gestoten, stierf het Latijn uit. Het werd alleen nog maar door de rooms-katholieke kerk gebruikt, en als taal van geleerden en wetenschapers.

Het Latijn is een Italische taal. Dat wil zeggen dat het verwant is aan andere talen die in Italië werden gesproken, zoals het Volscisch en het Venetisch. Al deze talen werden echter verdrongen door het Latijn. Op plaatsen waar het Latijn lang gesproken werd (Italië, Frankrijk, etc.) ontwikkelde het tot de zogenaamde Romaanse talen. Deze talen zijn niet direct ontwikkeld uit het Latijn, maar eerder uit het vulgaire latijn of volkslatijn dat door het volk werd gesproken. Er zijn veel verschillende Romaanse talen, de belangrijkste qua aantallen zijn het Frans, Italiaans, Portugees, Roemeens en Spaans. Kleinere talen zijn onder andere het Catalaans, Galicisch, Romanesco en Sardijns. Bij het leren van deze talen komt kennis van Latijn erg van pas.

Het is zelfs verbazingwekkend hoe goed het Latijn werd overgenomen. Van de honderden talen die in het Romeinse Rijk werden gesproken, er vandaag de dag maar een handvol afstammelingen over: het Albanees, Baskisch, Berber, Hebreeuws en Koptisch. Deze laatste twee talen zijn met moeite in leven gehouden door respectievelijk het joden- en christendom. Het Grieks vindt natuurlijk ook haar oorsprong in deze tijd, echter gebruikten de Romeinen deze taal zelf ook intensief waardoor deze niet verdrongen kon worden.

Het Latijn is niet alleen in de Romaanse talen terug te vinden, maar ook de Germaanse taalfamilie. Hiertoe behoren het Nederlands, Engels, Duits, etc. Enkele voorbeelden van Latijn in het Nederlands:

  • Huis-tuin-en-keukenlatijn zoals kelder (cellarium), munt (moneta), poort (porta), wijn (vinum), straat (strata) en kist (cista ‘kast’).
  • Kerklatijn zoals brief (brevis ‘kort’), muts (muttius), schrijven (scribere) en school (scola).
  • Geleerdenlatijn zoals dicteren (dictare) en auteur (auctor).

Ook gebruiken we echt Latijn regelmatig in ons spreken, denk bijvoorbeeld aan woordjes als ‘alibi’ [op een andere plaats], ‘et cetera’ [en het overige], ‘idem’ [hetzelfde], ‘nota bene’ [let wel], ‘per se’ [op zichzelf] en ‘post scriptum’ [naschrift].

Romeinse kalender