Examen 2023
Pensum
Ovidius’ Metamorphoses
Boek II
2.534-632 | vertaling | Corvus en Cornix: straf voor wie de waarheid spreekt |
2.680-707 | Latijn | Battus' verraad gestraft |
2.708-796 | vertaling | Aglauros perst Mercurius af; Minerva laat Jaloezie op haar los |
2.797-835 | Latijn | Aglauros gestraft voor haar afpersing |
Boek III
3.256-315 | Latijn | Semele bedrogen door Hera |
3.351-401 | Latijn | Hera misleid door Echo; misverstand tussen Echo en Narcissus |
3.402-510 | vertaling | Narcissus in verwarring door zijn spiegelbeeld |
Boek IV
4.55-166 | Latijn | Pyramus en Thisbe: dood door misverstand |
Boek VII
7.661-689 | vertaling | Cephalus onthaald op Aegina |
7.690-752 | Latijn | Cephalus vermomt zich en stelt Procris op de proef |
7.753-793 | vertaling | Uitweiding over Cephalus' hond Lelaps |
7.794-863 | Latijn | Cephalus doodt Procris door misverstand op misverstand (r. 7.863 t/m memorabat) |
Boek VIII
8.879-9.100 | vertaling | Acheloüs wordt ondanks zijn misleiding door Hercules verslagen |
Boek IX
9.101-162 | Latijn | Hercules doodt Nessus, die dankzij bedrog wraak neemt |
9.163-234 | vertaling | Hercules noemt zijn heldendaden op en doodt de onschuldige Lichas |
9.235-284 | vertaling | Hercules' apotheose; overgang naar zijn geboorteverhaal |
9.285-323 | Latijn | Hercules' moeizame geboorte loopt dankzij een list goed af |
Boek XI
11.573-649 | vertaling | Juno wil Alcyone laten weten dat haar man Ceyx is verdronken |
11.650-670 | Latijn | Morpheus neemt de gedaante van Ceyx aan en bezoekt Alcyone |
11.671-709 | vertaling | Alcyone rouwt |
11.710-748 | Latijn | Alcyone met Ceyx herenigd |
Boek XII
12.39-63 | Latijn | Fama |
Teksten ter vergelijking
Ovidius’ Ars Amatoria
3.685-746 | vertaling | Cephalus en Procris |
Homeros’ Odyssee
19.535-569 | vertaling | De twee droompoorten |
Vergilius’ Aeneis
4.174-188 | vertaling | Fama |
Toelichting bij het pensum
Rode draad: misleiding en misverstandGenre: Het epos
Definitie en kenmerken van het genre
Het epos is een lang verhalend gedicht geschreven in de dactylische hexameter. Hoofdpersonen in een epos zijn helden uit het verleden, maar ook de goden spelen een belangrijke rol: zij sturen de handeling of nemen er zelfs aan deel.
Ontstaan en ontwikkeling van het genre
Het Griekse epos
De oudste Griekse epen zijn de Ilias en de Odyssee, toegeschreven aan Homerus en waarschijnlijk in de achtste eeuw v. Chr. ontstaan als resultaat van een lange traditie van mondelinge poëzie, beoefend door beroepszangers. De twee werken vormen het uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling van de Griekse en Romeinse epische poëzie.
Tijdens het hellenisme (vanaf de derde eeuw v. Chr.) krijgt het epische genre een ander karakter. Met name in Alexandrië, in die tijd het centrum van dichtkunst en wetenschap, schrijven dichters epische poëzie die gericht is op een select publiek van literaire fijnproevers. De eisen die aan dit lezerspubliek worden gesteld, zijn vertrouwdheid met de bestaande literatuur en interesse in de wijze waarop deze traditie wordt vernieuwd. Verder wordt in het nieuwe epos het menselijk handelen niet meer vooral door goden bepaald, maar verschuift de aandacht naar menselijke motieven en emoties.
De Alexandrijnse dichters hebben grote invloed uitgeoefend op de Romeinse dichters. Hun geleerde poëzie en de aandacht voor menselijke emoties vinden we terug bij onder andere Vergilius en Ovidius.
Het Romeinse epos
In de derde eeuw v. Chr. wordt de Odyssee in het Latijn vertaald door Livius Andronicus, wiens werken traditioneel beschouwd worden als het startpunt van de Romeinse literatuur. De Romeinse dichters nemen de Griekse dichtkunst als voorbeeld (imitatio) en laten in hun eigen werk een creatieve receptie van deze modellen zien (aemulatio). Vanaf de eerste eeuw v. Chr. wordt in Rome naast het mythologisch/historisch epos ook het didactisch epos populair, dat wat betreft stijl en metrum binnen het epische genre past, maar wel een heel andere inhoud heeft. T. Lucretius Carus (ca. 94-55 v. Chr.) geeft bijvoorbeeld in zijn leerdicht De Rerum Natura een uiteenzetting van de leer van de Griekse filosoof Epicurus.
Het Romeinse epos bereikt een hoogtepunt in de Aeneis van P. Vergilius Maro (70-19 v. Chr.). Dit werk vertelt over de avonturen van de held Aeneas, de legendarische grondlegger van Rome.
Ovidius’ Metamorphoses
Een bijzondere plaats in de geschiedenis van het Romeinse epos wordt ingenomen door de Metamorphoses van Ovidius, een verzameling van circa 250 korte verhalen over gedaanteveranderingen. In het prooemium van de Metamorphoses plaatst Ovidius zich in de traditie van het homerische epos. Door het metrum (dactylische hexameter), de lengte (ruim 12.000 verzen) en tot op zekere hoogte ook door het onderwerp (helden en goden), vertoont het werk kenmerken van het genre epos. Maar een belangrijk verschil tussen het homerische epos en de Metamorphoses is dat de Metamorphoses niet bestaat uit een doorlopend verhaal over één thema (zoals in de Odyssee, “de terugkeer van Odysseus”), maar uit een groot aantal kleinere verhalen. Een ander verschil met de epen van Homerus is dat Ovidius laat zien een opgeleid en literair geschoold dichter te zijn: hij is een poeta doctus, d.w.z. dat hij zich richt tot een ontwikkeld en deskundig publiek (zie verder onder 3a). Bovendien zijn de personages in zijn verhalen weliswaar helden, goden en andere legendarische figuren, maar is hun gedrag meestal niet verheven. In zijn weinig serieuze afschildering van de goden en de moreel vaak niet al te verheffende activiteiten van de personages voldoet het werk dan ook zeker niet aan de criteria van het genre epos. Daarom wordt de Metamorphoses wel getypeerd als een speelse variant op het epos; het is ook wel een “anti-epos” of een “metamorfose van de epische traditie” genoemd.
De verteller
In de Metamorphoses is voornamelijk de dichter aan het woord als alwetende verteller die zelf geen rol speelt in het verhaal. Regelmatig treedt een personage als verteller op, waardoor er een verhaal binnen een verhaal ontstaat (raamvertelling). Op die manier kan de dichter een verhaal geheel of gedeeltelijk vanuit een ander perspectief laten vertellen.
Ovidius is een poeta doctus. Dat blijkt onder andere uit het veelvuldige gebruik van stilistische middelen, verouderde en zelfbedachte woorden, minder gebruikelijke grammaticale constructies en geleerde omschrijvingen met behulp van minder bekende mythologische en geografische details. Daarnaast is de Metamorphoses sterk intertekstueel: Ovidius verwijst voortdurend naar andere beroemde Griekse en Latijnse versies van de verhalen die hij vertelt. Verder komen in veel verhalen aetiologische elementen voor: deze verhalen geven een verklaring voor het ontstaan van bijvoorbeeld een aardrijkskundige naam of een verschijnsel in de natuur.
Specifieke structuurelementen
De Metamorphoses bestaat niet uit een doorlopend verhaal over één thema, maar uit een geraffineerde aaneenrijging van een groot aantal kleinere verhalen over verschillende thema’s. Toch heeft de tekst wel een zekere eenheid, doordat de verhalen altijd een gedaanteverandering bevatten.
De eenheid wordt verder versterkt door de chronologische opbouw: boek I begint met het ontstaan van de wereld en de eerste mensengeslachten, boek XV eindigt in de tijd van Ovidius met de apotheose van Julius Caesar en heilwensen voor Augustus. Daartussen vertelt Ovidius verhalen over Griekse goden en helden en verhalen uit de “historische” periode van de Romeinen, beginnend bij de Trojecyclus (Aeneas geldt als de stamvader van de Romeinen). Zo is het werk een doorlopende geschiedenis over verandering.
Centrale thema’s
Naast het voornaamste centrale thema van de gedaanteveranderingen is nog een aantal terugkerende thema’s aan te wijzen in de Metamorphoses. Een daarvan is de verhouding tussen goden en mensen. De goden zijn verantwoordelijk voor de gedaanteveranderingen, waarmee zij mensen kunnen belonen of straffen, maar er zijn ook gevallen van willekeur tegen onschuldigen, waarbij de goden zich van hun immorele kant laten zien. Het is ook opvallend hoe vaak in de verhalen sprake is van misleiding en misverstand, die passen bij het karakter van de Metamorphoses; Ovidius zet deze elementen in om de tragiek van een bepaalde situatie te vergroten of een verhaal een onverwachte wending te geven.
Taal en stijl
De CVTE-minimumlijst (zie bijlage 3) vormt het uitgangspunt bij de op het centraal examen gestelde vragen en bij de annotatie van de ongeziene authentieke tekst.
Cultuurhistorische context
De auteur en zijn werk
Leven
De belangrijkste bron voor het leven van Ovidius is zijn eigen poëzie. Publius Ovidius Naso werd geboren te Sulmo (het huidige Sulmona in Midden-Italië) in 43 v. Chr. Zijn familie was bemiddeld, maar niet van adel. Hij bezocht samen met zijn broer de beste scholen in Rome, waar hij onderwijs kreeg in de retorica, als start voor een politieke carrière. Hij eindigde zijn studie, net als veel welgestelde jongeren in zijn tijd, met een reis naar Athene. Na terugkeer besloot hij zijn nauwelijks begonnen politieke loopbaan te verlaten om zich geheel aan de dichtkunst te kunnen wijden. Hij nam als gevierd dichter deel aan het openbare leven en zijn voorlezingen uit eigen werk waren zeer populair; ook onderhield hij contact met collega-dichters.
Ovidius is driemaal getrouwd geweest. Zijn derde vrouw bleef achter in Rome toen hij in het jaar 8 n. Chr., op het hoogtepunt van zijn roem, door keizer Augustus plotseling verbannen werd naar Tomi aan de Zwarte Zee. De exacte reden voor Ovidius’ verbanning is onduidelijk en het wordt door sommige geleerden ook betwijfeld of hij inderdaad verbannen is (zie verder onder “de historische context”). Uit verbittering over zijn verbanning verbrandde hij, naar hij zelf in zijn poëzie beweert, het manuscript van de Metamorphoses. Het werk bleef echter bewaard door de vele kopieën die al in omloop waren. Ovidius stierf waarschijnlijk in Tomi in 17 of 18 n. Chr.
Werken
Ovidius’ belangrijkste werk is de Metamorphoses, zijn enige werk in hexameters. Zijn bekendste andere werken, allemaal in dichtvorm, zijn:
- Amores, elegische liefdesgedichten waarin Ovidius zijn fictieve geliefde, Corinna, bezingt.
- Heroides, brieven van mythologische vrouwen aan hun afwezige echtgenoot of minnaar, in enkele gevallen met brief van de man erbij.
- Ars Amatoria, waarin voorschriften worden gegeven voor het bereiken van succes in de liefde.
- Remedia Amoris, waarin (genees)middelen tegen de liefde worden aangereikt.
- Fasti, een kalender van het Romeinse jaar met beschrijvingen van feesten, religieuze riten en legenden. In de zes overgeleverde boeken worden de maanden januari t/m juni behandeld. Waarschijnlijk heeft Ovidius het werk nooit voltooid. Het werk is na Ovidius’ dood gepubliceerd.
- Tristia, treurzangen vol zelfbeklag over zijn verbanning.
- Epistulae ex Ponto, brieven over zijn heimwee.
Waardering in latere tijd
Ovidius heeft grote bewondering geoogst en een enorme invloed gehad op de literatuur en beeldende kunst. In de Middeleeuwen werden de verhalen van Ovidius veel gelezen, maar die pasten niet bij de moraal van die tijd. Daarom bedacht men allegorische verklaringen en werd aan veel verhalen een moreel acceptabele interpretatie gegeven (een voorbeeld daarvan is L’Ovide moralisé, begin 14e eeuw). In de Renaissance werden de Metamorphoses nog steeds veel gelezen, ook in korte samenvattingen. Vanaf die tijd zien we dat de Metamorphoses ook een grote inspiratiebron vormen voor de beeldende kunst.
De historische context
In de tijd van Ovidius had Augustus door de vestiging van het principaat een einde gemaakt aan een langdurige periode van burgeroorlogen. Hij bracht vrede en welvaart (de Pax Augusta), voerde hervormingen door op sociaal en religieus gebied, en zorgde voor wetten die het traditionele gezin beschermden (waaronder een wet tegen overspel). Hij wilde ook graag dat de waardering voor de oude Romeinse tradities in de literatuur tot uiting zou komen. Vergilius deed dit met zijn Aeneis, de lyrische dichter Horatius prees de virtus Romana, de geschiedschrijver Livius stimuleerde het nationaal bewustzijn door het Romeinse verleden te idealiseren. Deze bijval uit de literaire wereld ging soms over in verering van de keizer.
Anders dan bij veel van zijn collega-schrijvers en kunstenaars, die de gevolgen van de burgeroorlogen aan den lijve hadden ondervonden, speelt in het werk van Ovidius de bewondering voor de keizer slechts een kleine rol. Zijn werk kon in sommige opzichten zelfs als ondermijnend voor de politiek van Augustus worden ervaren. Augustus zal bijvoorbeeld weinig waardering gehad hebben voor het gebrek aan decorum dat goden en helden in de Metamorphoses vertonen, het voortdurende overspel en het uitweiden over de minder voorbeeldige daden uit het roemrijke verleden van Rome.
Dit alles kan echter nauwelijks verklaren waarom Ovidius werd verbannen. Ovidius zelf geeft als redenen voor zijn verbanning ‘een gedicht en een vergissing’ op (carmen et error, Tristia 2.207). Waarin de error precies bestond, blijft vaag. Er zijn in de Tristia enkele toespelingen dat Ovidius iets heeft gezien wat niet voor zijn ogen bestemd was, maar Ovidius zegt zijn lezers bewust niet verder te willen informeren. Over het carmen als reden van zijn verbanning is Ovidius wel expliciet: de Ars Amatoria heeft door haar amorele karakter zelfs zozeer Augustus’ woede gewekt, dat het werk uit de openbare bibliotheken werd verwijderd. Door al deze onduidelijkheden omtrent Ovidius’ veroordeling en omdat de verbanning in geen enkele andere bron wordt genoemd, wordt er door sommige geleerden aan de historische realiteit ervan getwijfeld. Het zou dan een literaire fictie kunnen zijn, die Ovidius de mogelijkheid bood een nieuw literair genre, ballingschapspoëzie, te introduceren.