Examen 2020

Epos: VergiliusAeneis

Klik hier voor de antwoorden van de vragen van het boek Mavortia Moenia

Pensum

Vergilius’ Aeneis

Boek I

1.1-11 vertaling Prooemium
1.12-33 vertaling De wrok van Juno
1.223-304 Latijn Venus en Jupiter bespreken het lot van Aeneas
1.305-417 Latijn Venus vertelt Aeneas over Carthago
1.418-440 Latijn Aeneas bereikt Carthago
1.441-493 vertaling Scènes van de Trojaanse Oorlog

Boek II

2.453-505 vertaling De strijd om de burcht
2.506-558 vertaling De dood van Priamos
2.588-633 vertaling Venus vertelt Aeneas dat Troje verloren is

Boek III

3.121-134 vertaling

Aeneas vaart naar Kreta en sticht Pergamum

3.135-146 vertaling De pest breekt uit
3.147-191 vertaling De Penaten verschijnen aan Aeneas

Boek IV

4.1-89 Latijn Dido gewond door de liefde
4.238-278 vertaling Mercurius wijst Aeneas op zijn missie
4.584-629 Latijn Dido ziet Aeneas vertrekken
4.630-705 Latijn De dood van Dido

Boek V

5.604-663 vertaling Juno stookt de Trojaanse vrouwen op
5.664-699 vertaling Aeneas smeekt Jupiter de vloot te redden

Boek VIII

8.184-305 vertaling Het verhaal van Hercules en Cacus
8.306-369 Latijn Euander vertelt over het verleden en de toekomst van Rome
8.608-731 Latijn Het nieuwe schild van Aeneas

Homeros’ Ilias

Ter vergelijking bij Aeneis 8.626-731 (Het nieuwe schild van Aeneas)

18.478-608 vertaling Het schild van Achilles

Toelichting bij het pensum

De rode draad van het pensum is: vernietiging en opbouw.

  • *1.1-33: De opbouw van Rome wordt belemmerd door angst voor de ondergang van Carthago.
  • 1.223-304: Venus vreest dat de opbouw van Rome gevaar loopt, maar wordt door Jupiter gerustgesteld
  • 1.305-417: Venus vertelt Aeneas over Dido en de opbouw van Carthago.
  • 1.418-440: Aeneas en Achates zijn onder de indruk van de bouwactiviteiten in Carthago. Ze zien op de muren de vernietiging van Troje afgebeeld.
  • *1.441-493: Aeneas en Achates zijn onder de indruk van de bouwactiviteiten in Carthago. Ze zien op de muren de vernietiging van Troje afgebeeld.
  • *2.453-505: Vernietiging door Aeneas van een toren van het paleis van Priamus: deze toren belandt op de Grieken. Vernietiging van de Trojanen door de hand van Pyrrhus en de zijnen.
  • *2.506-558: Vernietiging van Priamus en zijn zoon door Pyrrhus.
  • *2.588-623: Venus maakt Aeneas duidelijk dat de goden de vernietiging van Troje beogen. Dezen verschijnen aan hem in een visioen.
  • *2.624-633: Aeneas beseft dat het uur van de vernietiging van Troje geslagen heeft.
  • *3.121-134: De Trojanen varen van Delos naar Kreta, waar ze met de opbouw van een nieuwe stad, Pergamum, beginnen.
  • *3.135-191: De pest breekt uit. De Penaten verschijnen aan Aeneas en vertellen hem dat hij zijn nieuwe stad moet bouwen in Hesperia. Anchises heeft Apollo’s orakel over de Oude Moeder verkeerd geïnterpreteerd.
  • 4.1-55: Dido bekent aan Anna dat ze verliefd is op Aeneas.
  • 4.56-89: Door Dido’s verliefdheid komt de opbouw van haar stad stil te liggen
  • *4.238-278: Mercurius treft Aeneas aan terwijl deze bij de opbouw van Carthago helpt. Hij wijst hem terecht: Aeneas moet een stad bouwen in Italië.
  • 4.584-629: Dido vervloekt Aeneas en bidt om de vernietiging van hem en zijn nageslacht.
  • 4.630-705: Laatste woorden en zelfdoding van Dido.
  • *5.604-663: Juno brengt via Iris de Trojaanse vrouwen tot de vernietiging van de schepen.
  • *5.664-699: Een deel van de schepen gaat in vlammen op, maar Jupiter voorkomt door een hoosbui de totale vernietiging.
  • *8.184-279: Euander vertelt Aeneas over de vernietigende activiteiten van Cacus, en hoe Hercules daar een eind aan maakte.
  • *8.280-305: Euander vertelt Aeneas over de vroegste geschiedenis van Latium en neemt hem mee langs de plaatsen waar Rome gebouwd zal worden.
  • 8.306-369: Euander vertelt Aeneas over de vroegste geschiedenis van Latium en neemt hem mee langs de plaatsen waar Rome gebouwd zal worden.
  • 8.608-625: Venus brengt Aeneas zijn nieuwe wapenrusting.
  • 8.626-731: de beschrijving van het schild van Aeneas.
  • Homerus, Ilias 18.478-608, het schild van Achilles, dient ter vergelijking bij Aeneis 8.626-731.

De keuze voor de in het origineel te lezen teksten is vastgesteld op grond van de overweging dat deze passages tot de kern van het pensum behoren, het meest aansprekend zijn voor de leerlingen en taalkundig niet te ver uitgaan boven wat van leerlingen verwacht kan worden.

Genre

Definitie en kenmerken van het genre

Het epos is een lang verhalend gedicht geschreven in de dactylische hexameter. Hoofdpersonen in een epos zijn helden uit het verleden, maar ook de goden spelen een belangrijke rol: zij becommentariëren en sturen de handeling of nemen er zelfs aan deel.

Ontstaan en ontwikkeling van het genre

Het Griekse epos

De oudste Griekse epen zijn de Ilias en de Odyssee, toegeschreven aan Homerus en waarschijnlijk in de achtste eeuw v. Chr. ontstaan als resultaat van een lange traditie van mondelinge poëzie, beoefend door beroepszangers. De twee werken vormen het uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling van de Griekse en Romeinse epische poëzie.

De Ilias beschrijft een episode in het tiende jaar van de oorlog om Troje, waarin Achilles, de belangrijkste en sterkste Griekse held, ruzie krijgt met Agamemnon, de aanvoerder van het Griekse leger. Achilles trekt zich terug uit de strijd. Wanneer zijn boezemvriend Patroclus gedood is door Hector, de belangrijkste strijder van de Trojanen, verzoent Achilles zich met Agamemnon en betreedt hij het slagveld weer. In een tweegevecht doodt hij Hector. De Ilias eindigt met de begrafenis van Hector.

In de Odyssee wordt verteld hoe Odysseus na zijn vertrek uit Troje tien jaar rondzwerft voordat hij uiteindelijk zijn vaderland Ithaca weer bereikt en met zijn vrouw Penelope en zoon Telemachus verenigd wordt. Gedurende een verblijf bij de Phaeaken vertelt hij in een flashback wat hem overkomen is tussen het vertrek uit Troje en zijn aankomst bij de Phaeaken.

Tijdens het hellenisme (vanaf de derde eeuw v. Chr.) krijgt het epische genre een ander karakter. Met name in Alexandrië, in die tijd het centrum van dichtkunst en wetenschap, schrijven dichters epische poëzie die gericht is op een select publiek van literaire fijnproevers. De eisen die aan dit lezerspubliek worden gesteld, zijn vertrouwdheid met de bestaande literatuur en interesse in de wijze waarop deze traditie wordt gevarieerd en vernieuwd.

Verder wordt het menselijk handelen niet meer uitsluitend door goden bepaald, maar verschuift de aandacht naar psychologische factoren. Deze Alexandrijnse dichters hebben grote invloed uitgeoefend op de Romeinse dichters. Hun geleerde poëzie en de aandacht voor menselijke emoties vinden we terug bij Vergilius en Ovidius.

Het Romeinse epos

In de derde eeuw v. Chr. wordt het homerische epos in Rome geïntroduceerd en in het Latijn vertaald. De Romeinse dichters worden zich in toenemende mate bewust van hun eigen artistieke vermogens en gaan een openlijke wedijver aan met de door hen bewonderde Griekse voorbeelden.

Het Romeinse epos bereikt een hoogtepunt in de Aeneis van P. Vergilius Maro (70-19 v. Chr.). Dit werk vertelt over de avonturen van de held Aeneas, die beschouwd wordt als de grondlegger van Rome. Dit epos over één centrale held markeert een terugkeer naar het traditionele epos in de stijl van de Ilias en de Odyssee, waarbij door de mythologisch-historische thematiek ook nauwe verbindingen met de Romeinse geschiedenis worden gelegd. Met de Alexandrijnse dichters deelt Vergilius onder andere zijn aandacht voor menselijke emoties en drijfveren.

De verteller

Vergilius’ Aeneis is een verhalende tekst. We hebben in hoofdzaak te maken met een alwetende verteller die zelf geen rol speelt in het verhaal. Zijn alwetendheid blijkt uit passages waarin hij de gedachten van personages presenteert en uit passages waarin hij zijn kennis van de afloop van het verhaal laat blijken. Ook bepaalt de verteller de volgorde van de episoden in zijn verhaal en wijkt hij daarin soms af van de chronologische volgorde. Zo kan hij – of een personage met kennis van de toekomst (bijvoorbeeld Jupiter en Vulcanus) – vooruitlopen op het verhaal (prospectie) of terugkijken naar een eerdere gebeurtenis (retrospectie of flashback). De verteller beslist ook in welk tempo hij het verhaal vertelt, waar hij wil versnellen of vertragen. Naast de verteller zijn ook de personages zelf veelvuldig aan het woord. Soms treden zij als verteller op, zoals Aeneas in het tweede en derde boek van de Aeneis (raamvertelling). Hierdoor kan de dichter zijn verhaal vanuit verschillende perspectieven presenteren.

Taal en stijl

De CVTE-minimumlijst (zie bijlage 3) vormt het uitgangspunt bij de op het centrale examen gestelde vragen en bij de annotatie van de ongeziene authentieke tekst. Daarnaast worden de volgende verschijnselen bekend verondersteld:

  • Algemeen
    • dichterlijk meervoud
    • patronymica
  • Werkwoord
    • verkorte vormen in perfectum en plusquamperfectum; tevens –ēre i.p.v. –ērunt
  • Naamwoord
    • accusativus respectus
  • Syntaxis
    • weglating van voorzetsels

Cultuurhistorische context

De auteur en zijn werk

Leven van Vergilius (70-19 v. Chr.)

Vergilius werd geboren in 70 v. Chr. bij Mantua, in Noord-Italië. Zijn vader had een boerenbedrijf. Vergilius volgde onderwijs in o.a. Rome; hij ambieerde geen politieke carrière. Hij vertrok naar Napels, waar hij les kreeg in de filosofie. Vanaf 42 v. Chr. wijdde hij zich geheel aan de poëzie. Al snel trok hij de aandacht van de invloedrijke promotor en sponsor van de kunsten Maecenas, die hem bij de latere keizer Augustus introduceerde.

Vergilius heeft de ontreddering van de burgeroorlogen bewust en van nabij meegemaakt, hetgeen duidelijke sporen in zijn werk heeft nagelaten.

In 19 v. Chr. ondernam Vergilius een reis naar Griekenland om zijn Aeneis te voltooien. Door ziekte keerde hij vroegtijdig terug naar Italië; hij overleed na aankomst in Brindisi.

Werken

Vergilius’ bekendste en belangrijkste werk is de Aeneis. Daarvóór publiceerde hij twee andere werken: de Bucolica en de Georgica.

In 39 v. Chr. publiceerde Vergilius de Bucolica, ook wel Eclogae genoemd, een bundel van tien herdersgedichten. De beroemdste Ecloga is de vierde, waarin de geboorte van een kind wordt voorspeld met wiens komst het Gouden Tijdperk zal terugkeren. In 29 v. Chr. publiceerde Vergilius de Georgica, een didactisch werk over het boerenbedrijf in vier boeken. Vergilius schreef het werk in de jaren 38–29, een periode van grote onrust, waarin Octavianus en Antonius elkaar de macht betwistten. Na de slag bij Actium (31 v.Chr.) was er naast vrees nu ook hoop dat er eindelijk een einde zou komen aan de reeks burgeroorlogen en dat Octavianus vrede zou kunnen brengen. De Romeinen wisten echter in de jaren direct na Actium niet hoe lang deze vrede en het regime van Octavianus zou duren. De Georgica geeft uitdrukking aan liefde voor het land en bewondering voor het eenvoudige boerenleven. Van belang is de verwantschap met de idealen van het nieuwe regime: eenvoudig geluk, respect voor de goden, een arbeidzaam bestaan in een wereld vrij van oorlog.

De laatste elf jaar van zijn leven werkte Vergilius aan de Aeneis, maar bij zijn dood in 19 v. Chr. was het werk niet af. Hij wilde dat het manuscript verbrand werd, maar op de uitdrukkelijke wens van Augustus werd het werk toch uitgegeven.

De hoofdpersoon in Vergilius’ mythologisch-historisch epos is Aeneas, de verre mythische voorvader van Augustus en de Romeinen. De Aeneis omvat de lotgevallen van deze Aeneas, zoon van de godin Venus en de Trojaanse vorst Anchises. Na de val van Troje heeft hij de goddelijke opdracht gekregen om in Italië een nieuw vaderland te stichten voor de Trojanen die de val van hun stad overleefd hebben. Aeneas wordt hierbij gesteund door zijn moeder Venus, maar vooral ook tegengewerkt door de machtige Juno. Zij haat de Trojanen en wil de stichting verhinderen van een nieuw rijk in Italië, waaruit het Romeinse rijk zal voortkomen.

De Aeneis bestrijkt een periode van zeven jaar, vanaf de inname van Troje tot de uiteindelijke overwinning van de Trojanen in Latium. De handeling van het verhaal begint in het zevende jaar, wanneer de Trojanen schipbreuk lijden en aanspoelen op de kust van Noord-Afrika. Naast deze zeven jaar van de reis van Aeneas geven een aantal passages samen een beeld van de geschiedenis van Latium en Rome van voor de komst van Aeneas tot en met de tijd van Vergilius en Augustus.

Het werk is ingedeeld in twaalf boeken. De eerste zes boeken beschrijven Aeneas’ zwerftochten op zoek naar zijn nieuwe vaderland. De lotgevallen van de voorafgaande jaren, inclusief de val van Troje, worden door Aeneas in een flashback verteld aan het hof van de uit Phoenicië afkomstige koningin Dido in Carthago. Deze eerste zes boeken vormen daarmee een ‘Romeinse Odyssee’. De tweede helft van het epos (boek 7-12) beschrijft de strijd die Aeneas na zijn aankomst in Italië moest leveren met inheemse volkeren om uiteindelijk zijn plaats te veroveren. De laatste zes boeken vormen dus een ‘Romeinse Ilias’.

Centrale thema’s

Twee centrale thema’s in alle drie de werken van Vergilius zijn de contemporaine politieke realiteit en de oude Romeinse virtutes. In de Eclogae vermengt Vergilius de pastorale wereld met de historische werkelijkheid. In de Georgica en de Aeneis klinken bewondering door voor het nieuwe regime en dankbaarheid voor het beëindigen van de lange reeks verwoestende burgeroorlogen. Met het benadrukken van de waarde van de oude Romeinse virtutes sluit Vergilius aan bij de idealen van het nieuwe regime. Overigens komen ook de grote verliezen die Rome in de ontstaansgeschiedenis geleden heeft aan de orde in zijn werken. Vele geleerden zijn daarom zelfs van mening dat Vergilius het nieuwe regime niet klakkeloos ondersteunt in zijn werk. In de Aeneis wordt Rome voorgesteld als de macht waaraan door de goden de taak is toebedeeld een heersende rol in de wereld te spelen en recht en orde te brengen. De held Aeneas blijft ondanks veel tegenslag en ten koste van persoonlijke offers trouw aan zijn opdracht. Hij vertoont vaak, maar niet altijd, trekken waarmee Romeinen, en zeker ook Augustus, zichzelf graag associeerden. In het werk komt, verweven met het mythologisch verhaal, de Romeinse geschiedenis voortdurend naar voren.

Invloed in later tijd

Vergilius heeft grote invloed gehad op de beeldende kunst, de literatuur en de muziek vanaf de middeleeuwen tot in de moderne tijd De bekendste dichter die zich door Vergilius heeft laten inspireren, is Dante. Het bekendste voorbeeld in het Nederlands is Vondel: zijn Gysbreght is geïnspireerd op het tweede boek van de Aeneis.

De historische context

Historische realiteit

De volgende elementen (en hun onderlinge chronologie) worden bekend verondersteld:

  • Romes groei van stad tot wereldmacht:
    • de stichting van Rome; de verovering van Italië; het contact met de Grieken in het zuiden van Italië; de Punische oorlogen.
  • De burgeroorlogen en de ondergang van de republiek:
    • de alleenheerschappij van Caesar; de moord op Caesar; Antonius en Octavianus; de slag bij Philippi; groeiende rivaliteit tussen Antonius en Octavianus; de slag bij Actium.
    • de vestiging van het principaat; de regelingen van 27 v. Chr.: Octavianus krijgt de titel Augustus en uitgebreide volmachten.
  • Het belang van de Pax Augusta:
    • politiek en moreel herstel,
    • streven naar het doen herleven van de oude mores,
    • ondersteuning van de ideologie in de architectuur, bijvoorbeeld de Ara Pacis, in de sculptuur, zoals de portretten van de keizer, en in de literatuur, met name Vergilius en Horatius.

Politieke situatie

Vergilius leefde in de eerste eeuw v. Chr., een zeer bewogen tijd in het Romeinse rijk. Bewust en van zeer nabij maakte hij de burgeroorlog mee tussen Pompeius en Caesar, de strijd tussen Antonius en Octavianus en het einde van de republiek. Hij was vijfentwintig jaar oud toen Caesar werd vermoord en achtendertig toen Octavianus in de slag bij Actium de alleenheerschappij verwierf. In navolging van zijn adoptiefvader Caesar benadrukte Augustus dat de gens Iulia van de godin Venus afstamde. Evenals de meeste Romeinen was Vergilius dankbaar voor het feit dat er een einde was gekomen aan de burgeroorlogen die Rome een eeuw lang geteisterd hadden. Onder Augustus was hij de dichter bij uitstek die de idealen van het nieuwe bewind (Pax Augusta) onder woorden bracht. Er is overigens wel discussie over Vergilius’ houding ten opzichte van de grote mate van geweld waarmee Augustus die Pax Augusta had bewerkstelligd.

Het intellectuele klimaat

Vergilius heeft zich in de Aeneis laten inspireren door verschillende filosofische stromingen, in het bijzonder door de Stoa. In het wereldbeeld van de Stoa is in alle wezens de Ratio aanwezig. Niets gebeurt toevallig. Alles wat er gebeurt, wordt immers bepaald en geleid door de Ratio. De loop van de dingen staat dus vast. Ook de mens is hieraan ondergeschikt. Met zijn verstand is een mens in staat het goddelijke plan te doorgronden en zich te laten leiden door de Ratio. Dit kan hij alleen wanneer hij zich niet laat beïnvloeden door emoties. In de Aeneis vertoont Aeneas trekken van een stoïsche held. Op een aantal cruciale momenten in het verhaal voelt Aeneas echter sterke emoties van bijvoorbeeld liefde, woede en wraakzucht. Soms onderdrukt hij die gevoelens, maar er zijn ook passages waarin hij emoties, vooral woede en wraakzucht, bij hem de overhand krijgen.

Religie

Goden spelen in de Aeneis een belangrijke rol. We worden in het werk geconfronteerd met de traditionele goden van de mythologie. Jupiter bepaalt wat er gebeurt. De wil van Jupiter valt samen met het lot (fatum). Jupiter wil dat de macht van Rome groot zal zijn en Aeneas is degene die daarvoor de basis moet leggen. De andere goden hebben, in tegenstelling tot Jupiter, wel persoonlijke belangen en rancunes. Het belang van Venus, moeder van Aeneas, staat bijvoorbeeld recht tegenover dat van Juno. Maar uiteindelijk zijn ook de andere goden onderworpen aan de wil van Jupiter en het is overeenkomstig het lot dat het Romeinse wereldrijk tot stand komt waarin de Pax Augusta zal heersen.

Het is de vraag of alle Romeinen in Vergilius’ tijd ook werkelijk in de traditionele goden en mythen geloofden. Het leven van de Romeinen was doortrokken van religie. Maar er zullen stellig verschillen hebben bestaan tussen de ‘gewone’ Romeinen en de (kleine) intellectuele bovenlaag, waarin velen zich aangetrokken voelden tot diverse filosofische richtingen, zonder overigens de traditionele godsdienst zonder meer te verwerpen. Bovendien bestond er een nauwe band tussen religie en staat. Niet voor niets deed Augustus er alles aan om de godsdienst na het verval van de burgeroorlogen een sterke nieuwe impuls te geven.

Doorlopend verhaal

Voor het pensum worden passages uit boek I, IV en VIII in het Latijn gelezen, en passages uit boek I, II, III, IV, V en VIII in vertaling gelezen. Het geheel vormt een doorlopend verhaal:

 

 

  • *1.1-33: De opbouw van Rome wordt belemmerd door angst voor de ondergang van Carthago.
  • 1.223-304: Venus vreest dat de opbouw van Rome gevaar loopt, maar wordt door Jupiter gerustgesteld
  • 1.305-417: Venus vertelt Aeneas over Dido en de opbouw van Carthago.
  • 1.418-440: Aeneas en Achates zijn onder de indruk van de bouwactiviteiten in Carthago. Ze zien op de muren de vernietiging van Troje afgebeeld.
  • *1.441-493: Aeneas en Achates zijn onder de indruk van de bouwactiviteiten in Carthago. Ze zien op de muren de vernietiging van Troje afgebeeld.
  • *2.453-505: Vernietiging door Aeneas van een toren van het paleis van Priamus: deze toren belandt op de Grieken. Vernietiging van de Trojanen door de hand van Pyrrhus en de zijnen.
  • *2.506-558: Vernietiging van Priamus en zijn zoon door Pyrrhus.
  • *2.588-623: Venus maakt Aeneas duidelijk dat de goden de vernietiging van Troje beogen. Dezen verschijnen aan hem in een visioen.
  • *2.624-633: Aeneas beseft dat het uur van de vernietiging van Troje geslagen heeft.
  • *3.121-134: De Trojanen varen van Delos naar Kreta, waar ze met de opbouw van een nieuwe stad, Pergamum, beginnen.
  • *3.135-191: De pest breekt uit. De Penaten verschijnen aan Aeneas en vertellen hem dat hij zijn nieuwe stad moet bouwen in Hesperia. Anchises heeft Apollo’s orakel over de Oude Moeder verkeerd geïnterpreteerd.
  • 4.1-55: Dido bekent aan Anna dat ze verliefd is op Aeneas.
  • 4.56-89: Door Dido’s verliefdheid komt de opbouw van haar stad stil te liggen
  • *4.238-278: Mercurius treft Aeneas aan terwijl deze bij de opbouw van Carthago helpt. Hij wijst hem terecht: Aeneas moet een stad bouwen in Italië.
  • 4.584-629: Dido vervloekt Aeneas en bidt om de vernietiging van hem en zijn nageslacht.
  • 4.630-705: Laatste woorden en zelfdoding van Dido.
  • *5.604-663: Juno brengt via Iris de Trojaanse vrouwen tot de vernietiging van de schepen.
  • *5.664-699: Een deel van de schepen gaat in vlammen op, maar Jupiter voorkomt door een hoosbui de totale vernietiging.
  • *8.184-279: Euander vertelt Aeneas over de vernietigende activiteiten van Cacus, en hoe Hercules daar een eind aan maakte.
  • *8.280-305: Euander vertelt Aeneas over de vroegste geschiedenis van Latium en neemt hem mee langs de plaatsen waar Rome gebouwd zal worden.
  • 8.306-369: Euander vertelt Aeneas over de vroegste geschiedenis van Latium en neemt hem mee langs de plaatsen waar Rome gebouwd zal worden. 8.608-625: Venus brengt Aeneas zijn nieuwe wapenrusting.
  • 8.608-625:
  • 8.626-731: de beschrijving van het schild van Aeneas.
  • Homerus, Ilias 18.478-608, het schild van Achilles, dient ter vergelijking bij Aeneis 8.626-731.