Lidwoorden
In het Nederlands heeft een zelfstandig naamwoord twee vormen: enkelvoud en meervoud. Deze eigenschappen worden ook wel het getal genoemd.
In het Grieks ligt dit veel complexer. Er zijn drie verschillende eigenschappen die een vorm van een zelfstandig naamwoord heeft, namelijk getal, geslacht en naamval. Getal en naamval zijn we al eerder tegengekomen, geslacht wordt hierna uitgelegd.
Het geslacht
Het geslacht van een zelfstandig naamwoord is mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Denk aan de man, dat is mannelijk. Je verwijst er tenslotte naar met ‘hij’ of ‘hem’. De vrouw is vrouwelijk, net als de koe. Daar verwijs je naar met ‘zij’ of ‘haar’. Het kind is onzijdig, je weet niet of het een man of een vrouw is. Het boek is ook onzijdig.
In het Grieks zijn woorden ook mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. In het algemeen geldt dat het geslacht van een woord gelijk is aan het biologische geslacht. Toch zijn er heel veel woorden waarbij het geslacht niet zo eenvoudig beredeneerd kan worden, zoals huis, moed, wolk, etc.
Het geslacht is te herkennen aan het lidwoord. Dit is ook in het Nederlands het geval. Voor iemand die in Nederland is opgegroeid is het vanzelfsprekend wanneer je ‘de’ of ‘het’ gebruikt, terwijl het voor iemand die het Nederlands later leert heel moeilijk kan zijn om het juiste lidwoord te gebruiken. Dit heeft alles te maken met het geslacht van het woord: ‘de’ wordt gebruikt bij mannelijke en vrouwelijke woorden, ‘het’ bij onzijdige woorden. Bij het leren van woorden moet daarom het lidwoord (en dus geslacht) altijd meegeleerd worden.
Verbuigingen
De lidwoorden worden verbogen naar getal, geslacht en naamval. Tot nu toe hebben we twee naamvallen gezien, de nominativus en de accusativus. Daarnaast zijn er twee getallen en drie geslachten. Hierdoor zijn er nu al 2 × 2 × 3 = 12 verschillende vormen van het lidwoord! Het Grieks kent overigens alleen maar bepaalde lidwoorden (‘de’ en ‘het’) en géén onbepaalde lidwoorden (‘een’).De bepaalde lidwoorden
mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | |
---|---|---|---|
ev. nom. | ὁ | ἡ | τὸ |
acc. | τὸν | τὴν | τὸ |
mv. nom. | οἱ | αἱ | τὰ |
acc. | τοὺς | τὰς | τὰ |
- Merk op dat voor het onzijdig, de nominativus en accusativus dezelfde vorm hebben. Deze regel geldt voor alle onzijdige woorden!
- Merk op dat voor het onzijdig, de nominativus en accusativus meervoud op -α eindigt. Deze regel geldt voor alle onzijdige woorden!
Gebruik
Het lidwoord wordt in het Grieks gebruikt net als in het Nederlands. Het verwijst naar iets wat al eerder genoemd is. Zelfstandige naamwoorden zonder lidwoord worden vaak vertaald met ‘een’.
Het lidwoord kan gebruikt worden om bezit aan te geven. Uit de context blijkt dan dat het beter is om het lidwoord met een bezittelijk voornaamwoord (‘zijn’, ‘haar’, etc.) te vertalen.
In het Grieks wordt het lidwoord ook gebruikt bij namen, in tegenstelling tot in het Nederlands.
Bij het naamwoordelijk deel van het gezegde ontbreekt vaak het lidwoord.