Stijlfiguren
In teksten worden vaak stijlfiguren gebruikt. Dit zijn ‘afwijkingen’ van het normale taalgebruik, om een speciaal effect teweeg te brengen. De meest voorkomende stijlfiguren worden hieronder uitgelegd.
Klik voor alliteratie,
Alliteratie
Bij alliteratie (letterrijm) zijn de beginmedeklinkers van twee of meer lettergrepen aan elkaar gelijk. Dit geeft een rijmend effect.
Liesje leerde Lotje lopen langs de Lange Lindelaan.
Ik ben geboren uit zonnegloren
En een zucht van de ziedende zee.
– Jacques Perkmagno cum murmure montis
met luid gerommel van de berg
– Vergilius, Aeneis 1.55veni, vidi, vici
ik ben gekomen, heb gezien, heb overwonnen
– Caesar
Anafoor
Een anafoor is een herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordgroep aan het begin van twee of meer opeenvolgende zinnen, zinsdelen of versregels:
Otium, Catulle, tibi molestum est:
otio exsultas nimiumque gestis:
otium et reges prius et beatas
perdidit urbes.
– Catullus
Antithese
Bij een antithese (tegenstelling) worden twee tegenovergestelde begrippen naast elkaar geplaatst, om een bepaalde spanning op te wekken.
Mijn geweldige, verschrikkelijke baan
Die twee zijn als water en vuur.
rumoresque senum severiorum
omnes unius aestimemus assis!
en laten we de praatjes van tamelijk strenge oude mannen
allemaal één cent waard achten!
– Catullus (Carmen 5)
Apostrofe
Assonantie
Asyndeton
Een asyndeton is een opsomming waarbij de voegwoorden ontbreken. Dit maakt de opsomming sneller en levendiger.
Dan zou ik mijn boek vertalen in het Maleis, Javaans, Soendaas, Alfoers, Boeginees, Battaks.
– Multatuli, Max Havelaar
Het weggelaten voegwoord kan koppelend zijn, hier kun je 'en' toevoegen. Dit heet ook wel een copulatief asyndeton.
Uren, dagen, maanden, jaren,
vliegen als een schaduw heen.veni, vidi, vici
ik ben gekomen, heb gezien, heb overwonnen
– Caesar
Het weggelaten voegwoord kan ook tegenstellend zijn, hier kun je 'maar' toevoegen. Dit heet ook een adversatief asyndeton.
Niet de regering, de oppositie is laks.nubere Paula cupit nobis, ego ducere Paulam nolo
Paula wil met mij trouwen, ik wil niet met Paula trouwen
– Martialis (Epigramma 10.8)
Chiasme
Een chiasme (kruisstelling) is een stijlfiguur waarbij twee bij elkaar horende zinnen of zinsdelen in tegengestelde woordvolgorde geplaatst. De naam komt van de Griekse letter χ ('chi').
Hij is laf, dapper is zijn broer.
Climax
Een climax (trap) is een opsomming van minimaal drie woorden, waarbij het volgende woord steeds sterker is dan het voorafgaande woord. Bij een anticlimax gebeurt precies het tegenovergestelde.
Uren, dagen, maanden, jaren,
vliegen als een schaduw heen.
Dichterlijk meervoud
Ellips
Enallage
Bij een enallage wordt een bijvoeglijk naamwoord met een zelfstandig naamwoord verbonden, waar de betekenis niet past.
Ibant obscuri sola sub nocte per umbram.
Zij liepen donker door de eenzame nacht door het duister. (= Zij liepen alleen door de donkere nacht in het duister.)
– Vergilius (Aeneis 6.268)
Enjambement
Enumeratie
Bij een enumeratie (opsomming) wordt een aantal namen, feiten of argumenten achter elkaar gezet. Soms bestaat de opsomming uit andere woorden voor hetzelfde begrip, om extra nadruk hierop te leggen.
Het heeft een aantal voordelen en pluspunten.
Zie ook asyndeton, polysyndeton, trikolon.
Epifoor
Een anafoor is een herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordgroep aan het einde van twee of meer opeenvolgende zinnen, zinsdelen of versregels:
Eufemisme
Een minder direct woord voor een hard of onbeleefd woord.
transpireren in plaats van zweten
inslapen in plaats van doodgaan.
Exclamatie
Hyperbaton
Hyperbool
Een hyperbool (overdrijving) is iets op een overdreven manier zeggen om extra nadruk te geven.
Ik sta hier nu al een eeuw te wachten, terwijl ze gisteren binnen een seconde terug waren.
Inversie
Het veranderen van de woordvolgorde. Door een bepaalde woordgroep voorop te plaatsten krijgt deze extra nadruk.
In de verte zag ik hem aankomen.
Ironie
Litotes
Bij een litotes wordt iets sterk bevestigd door het tegendeel te ontkennen. Het is dus een dubbele ontkenning.
Het aanbod was zeker niet onaantrekkelijk.
Paradox
Een paradox is een tegenstelling die bij nader inzien niet blijkt te bestaan, wat een verassend effect geeft.
Vele eersten zullen de laatsten zijn..
nubere Paula cupit nobis, ego ducere Paulam
nolo: anus est. Vellem, si magis esset anus.
Paula wil met mij trouwen, trouwen met Paula
wil ik niet: ze is een oude vrouw. Ik zou willen, als ze meer een oude vrouw was.
– Martialis (Epigramma 10.8)
Het epigram van Martialis is een paradox: hij wil niet met Paula trouwen, omdat ze een oude vrouw is. Als ze ouder is wil hij dit opeens wel, want dan kan hij sneller haar erfenis verwachten.
Parallelisme
Een aantal zinnen begint op dezelfde wijze en verloopt ook identiek.
Laten de vogels protesteren
tegen de branding tegen het schuim,
laten de vogels protesteren tegen …Spreken is zilver, zwijgen is goud.
Patronymicum
Personificatie
Pleonasme
Een eigenschap van het hoofdwoord wordt nog apart uitgedrukt.
witte schimmel rood bloed groen gras
Polysyndeton
Een polysyndeton is een opsomming waarbij de voegwoorden overmatig aanwezig zijn. Dit geeft de opsomming extra nadruk of iets plechtigs. Als dit niet overeenkomt met de inhoud van de opsomming, geeft dat een komisch effect.
Et voltu poteram tuo carere
et collo manibusque cruribusque
et mammis natibusque clunibusque
En ik kon jouw gezicht missen
en je nek en je handen en je benen
en je borsten en je kont en je billen
– Martialis (Epigramma 3.53)
Prolepsis
prolepsis (vooropplaatsing)
Een zinsdeel dat nadruk moet krijgen wordt geïsoleerd voorop geplaatst, zo wordt een spanning opgewekt.
Die lammeling, ik wil hem niet meer zien
Repetitio
Repetitio (herhaling)
Een woord of zinswending wordt ongewijzigd herhaald. Ook hier krijgt het woord of de zinswending een bijzondere nadruk.
Mijn hart, mijn hart is droevig
in de lichte lentezon.
Retorische vraag
Een retorische vraag is een vraag die gebruikt wordt om nadrukkelijk een bewering mede te delen. Het is dus niet de bedoeling antwoord te krijgen. Er kan verontwaardiging, boosheid, ongeloof of verbazing uitgedrukt worden.
Wie is daar nu bang voor?
Sententia
Een sententia (spreuk) is een algemeen geldende uitspraak.
Oost, west, thuis best.
Homines, dum docent, discunt
Mensen leren, terwijl zij les geven.
– Seneca
Tautologie
Een tautologie is een herhaling van iets wat reeds gezegd is wordt met een ander woord dat nagenoeg dezelfde betekenis heeft.
Vlot en vaardig en enkel en alleen en gratis en voor niks
Trikolon
Vergelijking
Woordplaatsing
Beeldspraak
Wanneer er een beeld met een ander object gerelateerd wordt, spreken we van beeldspraak.
Bij een vergelijking worden twee zaken vergeleken met het woord ‘als’ (haar als stro). Als de vergelijking lang en uitgewerkt is spreken we van een Homerische vergelijking. Bij een asyndetische vergelijking komt er geen verbindingswoord voor (dit papier, mijn huid) en bij een metafoor wordt het object dat vergeleken woord überhaupt niet genoemd (een ezel). Als een niet-levend iets menselijke kenmerken krijgt (de zon lacht), heet dat een personificatie. Soms worden verschillende zintuigen verwisselt (bitter koud), dit heet synesthesie.
Bij een metonymia is er sprake van een relatie tussen het beeld en het object, bijvoorbeeld de maker in plaats van een voorwerp (een Rembrandt) of en geheel in plaats van een deel (De Tweede Kamer stemde voor het nieuwe wetsvoorstel).
apostrofe, assonantie klinkerrijm, oxymoron, dichterlijk meervoud, ellips weglating, exclamatie uitroep, epifoor,
Deel III Literaire termen: stilistische, narratologische en argumentatieve middelen
N.B. Wanneer in examenvragen het begrip tekstelement wordt gehanteerd, dan wordt daarmee bedoeld: een woord, een woordgroep, een bijzin of een zin.
I. Stilistische begrippen
- Afgebeelde Zie vergelijking.
- Anafora De herhaling van een tekstelement aan het begin van opeenvolgende (delen van) zinnen of versregels.
- dag stoel naast de tafel
- dag brood op de tafel
- dag visserke-vis met de pijp
- P. van Ostaijen, Marc groet ’s morgens de dingen
- Ille mi par esse deo videtur,
- ille, si fas est, superare divos
- Hij lijkt mij gelijk te zijn aan een god,
- hij (lijkt mij), als men dit mag zeggen, de goden te overtreffen
- Catullus, Carmen 51.1-2
- N.B. De betreffende tekstelementen hoeven niet per se in dezelfde vorm te staan. Zie bijvoorbeeld:
- Scelesta, vae te, quae tibi manet vita?
- Quis nunc te adibit? Cui videberis bella?
- Quem nunc amabis? Cuius esse diceris?
- Quem basiabis? Cui labella mordebis?
- Misdadige vrouw, wee jou; wat voor leven staat je te wachten?
- Wie zal er nu naar je toe komen? Aan wie zul je mooi schijnen?
- Wie zul je nu liefhebben? Van wie zal men zeggen dat je bent?
- Wie zul je kussen? Wie zul je in zijn lippen bijten?
- Catullus, Carmen 8.15-18
- Asyndeton De opeenvolging van twee of meer tekstelementen zonder verbindingswoord.
- Dan zou ik mijn boek vertalen in het Maleis, Javaans, Soendaas, Alfoers, Boeginees, Battaks.
- Multatuli, Max Havelaar
- retia rara, plagae, lato venabula ferro
- wijdmazige netten [en] strikken [en] breedpuntige speren.
- Vergilius, Aeneis 4.131
- Navem in conspectu nullam, tres litore cervos
- prospicit errantes.
- Nergens ontwaarde hij een schip, [maar] hij zag op het strand [wel] drie herten zwerven.
- Vergilius, Aeneis 1.184-185
- Beeld Zie vergelijking.
- Chiasme De kruisgewijze plaatsing van grammaticaal en/of inhoudelijk gelijkwaardige tekstelementen.
- N.B. op het Centraal Examen dienen de vier tekstelementen die het chiasme vormen als volgt te worden genoteerd: ... (a) ... (b) ... (b) ... (a).
- Je moet niet leven (a) om te eten (b) maar eten (b) om te leven (a).
- Denkend aan de dood (a) kan ik niet slapen (b)
- en niet slapend (b) denk ik aan de dood (a)
- J.C. Bloem, Insomnia
- Aenean fundantem (a) arces (b) ac tecta (b) novantem (a)
- conspicit.
- Hij ziet Aeneas funderingen leggen voor vestingen en huizen bouwen.
- Vergilius, Aeneis 4.260-261
- Climax Een reeks van tenminste drie tekstelementen met een steeds sterker wordende inhoud.
- Uren, dagen, maanden, jaren,
- vliegen als een schaduw heen
- Rhijnvis Feith, Nieuwjaarslied
- Hic sunt (…) qui de nostro omnium interitu, qui de huius urbis atque adeo de orbis terrarum exitio cogitent.
- Hier bevinden zich (...) degenen die zinnen op de dood van ons allen, op de ondergang van deze stad, ja, van de hele wereld.
- Cicero, Oratio in Catilinam 1.9 Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 23
Enallage De verbinding van een bijvoeglijk naamwoord met een ander zelfstandig naamwoord dan waarbij het qua betekenis past.
- Midwinterdag.―De geur van oude jassen,
- de gang met kalken licht om in te dwalen.
- Ida Gerhardt, Tussenuur
- Ibant obscuri sola sub nocte per umbram.
- Zij liepen donker door de eenzame nacht door het duister. (= Zij liepen alleen door de donkere nacht in het duister.)
- Vergilius, Aeneis 6.268
- Eufemisme De weergave van een negatief geladen begrip door een verzachtende aanduiding.
- inslapen (= sterven)
- quibus fors corpora dedisset, darent animos.
- (Romulus zei) dat ze hun geest moesten geven aan degenen aan wie het lot hun lichaam had gegeven (= dat ze diegenen moesten gaan liefhebben die hen geroofd hadden).
- Livius, AUC 1.9.15
- Romulus zegt dit tegen de Sabijnse meisjes die door de Romeinen ontvoerd zijn.
- Hyperbaton De uiteenplaatsing van woorden die een grammaticale eenheid vormen; de eenheid wordt onderbroken door een tekstelement dat niet bij de woordgroep hoort.
- Ante volat comitique timet velut ales ab alto
- quae teneram prolem produxit in aera nido.
- Hij vliegt voorop en hij is bezorgd voor zijn metgezel, zoals een vogel die zijn tere jong uit het hoge nest laat vliegen.
- Ovidius, Metamorphosen 8.213-214
- N.B. In collocaties als magno cum murmure (“met zwaar gedreun”, Vergilius, Aeneis 1.55) en commixtis igne tenebris (“met vuur vermengde duisternis”, Vergilius, Aeneis 8.255) is geen sprake van hyperbaton. De onderbrekende elementen (cum, igne) maken namelijk deel uit van de woordgroep.
- Litotes De ontkenning van een begrip waardoor het tegendeel benadrukt wordt.
- Daar ben ik niet vies van. (= Dat vind ik heel lekker.)
- Haec enim senatus consulta non ignoro ab amicissimis eius, cuius de honore agitur, scribi solere.
- Ik ben niet onwetend (= Ik weet heel goed) dat deze senaatsbesluiten altijd geschreven worden door de beste vrienden van degene wiens eer op het spel staat.
- Cicero, Epistula ad Familiares 15.6
- Metafoor Een vorm van beeldspraak waarbij alleen het beeld wordt genoemd (dus zonder “als”, “zoals”, “gelijk aan”, etc.).
- Hij zwemt in het geld. Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 24
At regina gravi iamdudum saucia cura
- vulnus alit venis et caeco carpitur igne.
- Maar de koningin, al lang gewond door hevige liefde,voedt de wond met haar bloed en wordt verteerd door onzichtbaar vuur.
- Vergilius, Aeneis 4.1-2
- Metonymia De vervanging van een woord door een ander woord uit hetzelfde betekenisveld.
- Abstractum pro concreto: een abstract in plaats van een concreet begrip.
- cum desiderio meo nitenti
- carum nescioquid lubet iocari
- wanneer mijn stralende verlangen (= het meisje naar wie ik verlang) een leuk spelletje wil spelen
- Catullus, Carmen 2.5-6
- Naam van een god(in) in plaats van een begrip uit zijn/haar invloedssfeer.
- Cererem corruptam undis
- Ceres (= het graan) bedorven door het water
- Vergilius, Aeneis 1.177
- Materiaal in plaats van voorwerp
- inutile ferrum
- nutteloos ijzer (= ijzeren wapen)
- Vergilius, Aeneis 2.510
- Pars pro toto: een deel in plaats van het geheel.
- quaerenti et tectis urbis sine fine ruenti
- zoekend en eindeloos door de daken (= huizen) van de stad stormend
- Vergilius, Aeneis 2.771
- Paradox Een schijnbare tegenstrijdigheid.
- Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.
- Evangelie van Mattheus 20.16
- Cum tacent, clamant.
- Doordat ze zwijgen, schreeuwen ze luid.
- Cicero, Oratio in Catilinam 1.21
- Cicero bedoelt dat de senatoren door te zwijgen juist heel goed duidelijk maken dat ze Catilina veroordelen. Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 25
Parallellisme Het verschijnsel dat twee of meer zinnen of zinsdelen dezelfde structuur hebben.
- Spreken is zilver, zwijgen is goud.
- (...) qui armati senatum obsederint, magistratibus vim attulerint, rem publicam oppugnarint
- (...) die gewapend de senaat hebben bezet, de magistraten hebben mishandeld, de republiek hebben aangevallen
- Cicero, Oratio pro Caelio 1
- Personificatie Een vorm van beeldspraak waarbij levenloze dingen, voorwerpen of abstracties als levende wezens worden voorgesteld of eigenschappen daarvan toebedeeld krijgen.
- Het licht begint te wandelen door het huis
- en raakt de dingen aan.
- Ida Gerhardt, Zondagmorgen
- Dulces exuviae, (...) accipite hanc animam
- Dierbare kledingstukken, (...) neem mijn leven.
- Vergilius, Aeneis 4.651-652
- Voordat Dido zichzelf doodt, spreekt ze de kledingstukken van Aeneas aan, die hij bij zijn vertrek heeft achtergelaten.
- Pleonasme Het aan een begrip toekennen van een kwalificatie die reeds in het begrip zelf besloten ligt.
- een potentiële kans
- Rursus reverterunt.
- Ze keerden weer terug.
- Caesar, De Bello Gallico 4.4.5
- Polysyndeton De opeenvolging van twee of meer tekstelementen binnen een zin die telkens door een nevenschikkend voegwoord met elkaar verbonden zijn.
- Die zorgt en waakt en slaaft en ploegt en zwoegt en zweet
- Joost van den Vondel, Palamedes
- Et placet et video, sed quod videoque placetque
- non tamen invenio.
- Hij bevalt mij en ik zie hem, maar wat ik zie en wat mij bevalt kan ik toch niet vinden.
- Ovidius, Metamorphosen 3.446-447
- Narcissus is verliefd op zijn eigen spiegelbeeld, maar kan het niet bereiken.
- Laudat digitosque manusque
- bracchiaque et nudos media plus parte lacertos.
- Hij prijst haar vingers en haar handen en haar onderarmen en haar voor meer dan de helft ontblote bovenarmen.
- Ovidius, Metamorphosen 1.500-501 Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 26
Retorische vraag Een vraag waarbij het niet de bedoeling van de vragensteller is dat er een antwoord gegeven wordt.
- Waarom snapt niemand dat ik soms retorische vragen stel?
- Bill Gates
- Quo usque tandem abutere, Catilina, patientia nostra?
- Hoe lang nog, Catilina, zul jij misbruik maken van ons geduld?
- Cicero, Oratio in Catilinam 1.1
- Sententia Een algemeen geldende uitspraak.
- Van het concert des levens heeft niemand een program.
- Homines, dum docent, discunt.
- Mensen leren, terwijl zij les geven.
- Seneca, Epistula ad Lucilium 7.8
- Tautologie Het nevenschikkend herhalen van een begrip in andere woorden.
- gratis en voor niks
- Domum meam maioribus praesidiis munivi atque firmavi.
- Ik heb mijn huis met grotere wachtposten beveiligd en versterkt.
- Cicero, Oratio in Catilinam 1.10
- Tertium comparationis/punt van overeenkomst
- Zie vergelijking.
- Vergelijking Vorm van beeldspraak waarbij afgebeelde en beeld beide worden genoemd (dus met “als”, “zoals”, “gelijk aan” etc.).
- De vergelijking bestaat uit drie elementen:
- 1. afgebeelde (= persoon/zaak die vergeleken wordt)
- 2. beeld (= persoon/zaak waarmee vergeleken wordt)
- 3. punt van overeenkomst/tertium comparationis (= het aspect waarin afgebeelde en beeld overeenkomen)
- De blozende jongen was zo rood als een kreeft.
- Afgebeelde: de blozende jongen
- Beeld: de kreeft
- Punt van overeenkomst: het rood zijn
- aut quam sidera multa, cum tacet nox,
- furtivos hominum vident amores:
- tam te basia multa basiare
- vesano satis et super Catullo est.
- of zoveel sterren als er, wanneer de nacht zwijgt, de heimelijke liefdes van de mensen zien: als je me zoveel kussen geeft, is dat voldoende en meer dan voldoende voor de waanzinnige Catullus.
- Catullus, Carmen 7.7-10
- Afgebeelde: het aantal kussen dat Catullus van Lesbia krijgt Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 27
Beeld: het aantal sterren aan de hemel
- Punt van overeenkomst: oneindigheid
II. Narratologische begrippen
- Alwetende verteller De vertellende instantie die complete kennis van alle gebeurtenissen, achtergronden en het verloop van het verhaal heeft.
- Apostrofe De verteller richt zich rechtstreeks tot een personage of gepersonifieerde zaak in het verhaal.
- Quis tibi tum, Dido, cernenti talia sensus?
- Hoe was je er toen aan toe, Dido, toen je dergelijke dingen zag?
- Vergilius, Aeneis 4.408
- ... Priamique arx alta maneres.
- ... en dan zou jij nog overeind staan, hoge burcht van Priamus.
- Vergilius, Aeneis 2.56
- Dramatische ironie Het verschijnsel dat een of meer personages minder kennis van de situatie hebben dan de lezer / het publiek.
- Quisquis es, huc exi! Quid me, puer unice, fallis
- quove petitus abis? Certe nec forma nec aetas
- est mea, quam fugias.
- Wie je ook bent, kom hier! Waarom houd je me voor de gek, unieke jongen? Of waar ga je heen terwijl ik naar je verlang? Het is zeker niet mijn schoonheid of mijn leeftijd waar je voor vlucht.
- Ovidius, Metamorphosen 3.454-456
- Narcissus spreekt tot zijn eigen spiegelbeeld zonder dat hij dit zelf in de gaten heeft.
- Prospectie (flashforward)
- Het vooruitkijken door een personage of de verteller naar latere gebeurtenissen.
- Dedit oscula nato
- non iterum repetenda suo.
- Hij gaf zijn zoon kussen die niet opnieuw gegeven zouden worden.
- Ovidius, Metamorphosen 8.211-212
- Daedalus kuste zijn zoon Icarus voordat ze wegvlogen van Kreta. Icarus zou tijdens de vlucht omkomen.
- Raamvertelling Een verhaal dat als een kader één of meer andere verhalen omsluit.
- Het verhaal over het diner bij Dido als kader waarbinnen Aeneas zijn verhalen vertelt.
- Retrospectie (flashback)
- Het terugkijken door een personage of de verteller op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden. Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 28
Stipes erat quem, cum partus enixa iaceret
- Thestias, in flammam triplices posuere sorores.
- (...)
- Ille diu fuerat penetralibus abditus imis
- servatusque tuos, iuvenis, servaverat annos.
- Er was een stuk hout dat de drie schikgodinnen in het vuur hadden gelegd, toen de dochter van Thestius in het kraambed lag.
- (...)
- Dat had lang achter in een diepe kast verborgen gelegen en doordat het (uit het vuur) gered was, had het jou al die jaren gered, jongen.
- Ovidius, Metamorphosen 8.451-452; 458-459
- Vertellerscommentaar
- Het door de alwetende verteller (terloops) geleverde commentaar op gebeurtenissen of personages.
- At regina dolos (quis fallere possit amantem?)
- praesensit
- Maar de koningin voorvoelde het bedrog (wie zou een verliefd mens kunnen misleiden?)
- Vergilius, Aeneis 4.296-297
- Vertelperspectief De positie van waaruit de verteller het verhaal vertelt.
- Verteltempo De verhouding tussen verteltijd en vertelde tijd.
- Wanneer de woorden van een personage in de directe rede worden weergegeven, is de verteltijd even lang als de vertelde tijd.
- Wanneer in een vertelling een samenvatting van gebeurtenissen wordt gegeven of wanneer er een sprong in de tijd wordt gemaakt, is de verteltijd korter dan de vertelde tijd.
- Wanneer in een vertelling een beschrijving wordt gegeven van een persoon of voorwerp, is de verteltijd langer dan de vertelde tijd.
- Versnelling: het verteltempo wordt hoger dan in het voorafgaande.
- Vertraging: het verteltempo wordt lager dan in het voorafgaande.
- Verteltijd De tijd die gebruikt wordt om het verhaal te vertellen.
- Vertelde tijd De tijdsduur van de vertelde gebeurtenissen.
III. Argumentatieve begrippen
- A-fortiori-redenering
- Een redenering die stelt dat, wanneer in een bepaalde situatie iets geldt, het vanzelfsprekend is dat dit in een andere situatie met des te meer reden geldt.
- Als een volwassene deze steen niet kan optillen, kan een kind dat al helemaal niet.
- Nam tu quoque, qui consulis, diu an consuleres cogitasti: quanto magis hoc mihi faciendum est, cum longiore mora opus sit ut solvas quaestionem quam ut proponas?
- Want ook jij, die mij om raad vraagt, hebt lang nagedacht of je me wel om raad moest vragen. Des te meer moet ik er goed over nadenken, omdat het geven van een oplossing meer tijd vergt dan het stellen van een vraag.
- Seneca, Epistula ad Lucilium 48.1 Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 29
Analogie Een argumentatie die gebruik maakt van een vergelijkbare situatie.
- Ut igitur Athenas et Lacedaemonem Atheniensium Lacedaemoniorumque causa putandum est conditas esse, omniaque quae sint in his urbibus eorum populorum recte esse dicuntur, sic quaecumque sunt in omni mundo deorum atque hominum putanda sunt.
- Zoals we kunnen veronderstellen dat Athena en Sparta gesticht zijn vanwege de Atheners en Spartanen, en dat men terecht veronderstelt dat alles wat zich in die steden bevindt, eigendom van die volken is, zo mag men veronderstellen dat alles wat er in het hele universum bestaat, eigendom van goden en mensen is.
- Cicero, De natura deorum 2.154
- Autoriteitsargument
- De verwijzing naar een uitspraak van een belangrijk persoon om een eigen bewering kracht bij te zetten.
- Sed ne soli mihi hodie didicerim: (…) Democritus ait (…). Bene et ille, quisquis fuit (...). Egregie hoc tertium Epicurus (…)
- Maar om te voorkomen dat ik vandaag niet alleen voor mijzelf geleerd heb: (.) Democritus beweert (...). Een tweede mooie uitspraak is van een onbekende auteur (...). Hier is nog een derde mooie uitspraak. Epicurus zegt (...).
- Seneca citeert Democritus, een onbekende auteur en Epicurus om zijn eigen gedachte te bevestigen.
- Seneca, Epistula ad Lucilium 7.10-12
- Invoeren fictieve spreker
- Een opmerking van een denkbeeldige spreker.
- Dicet aliquis, “quid mihi prodest philosophia, si fatum est?”
- Nu zal iemand opmerken: “Wat heb ik aan filosofie als er een noodlot bestaat?”
- Seneca, Epistula ad Lucilium 16.4
- Syllogisme Een redenering waarbij een conclusie getrokken wordt uit twee premissen (stellingen), een algemene (premisse maior) en een specifieke (premisse minor).
- premisse maior Alle mensen zijn sterfelijk
- premisse minor Socrates is een mens
- conclusie Socrates is sterfelijk
IV. Aanvullingen voor dactylische poëzie
- N.B. 1. De volgende begrippen worden bekend verondersteld: dactylus, spondee, hexameter. De kandidaat wordt geacht in staat te zijn een dactylische hexameter en pentameter te scanderen. De begrippen cesuur en synizese worden niet bekend verondersteld.
- N.B. 2. Bij nomina van de eerste declinatie eindigt de nominativus enkelvoud op een korte -a, de ablativus enkelvoud op een lange -a.
- Dactylische hexameter: effecten van de afwisseling dactylus–spondee op de inhoud
- De aanwezigheid van veel spondeeën in een versregel kan plechtstatigheid, somberheid of traagheid suggereren, terwijl het veelvuldig voorkomen van dactyli opwinding, luchtigheid of snelheid kan uitdrukken. Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 30
Illud
- auditum saxis intellectumque ferarum (5 spondeeën)
- sensibus.
- Dat is gehoord door rotsen en begrepen door de zintuigen van wilde dieren.
- Ovidius, Metamorphosen 11.41-43
- Quadripedante putrem sonitu quatit ungula campum. (5 dactyli)
- De paardenhoef raakt met viervoetig geluid de zandige vlakte.
- Vergilius, Aeneis 8.596
- Elisie Het verschijnsel dat, als een woord op een klinker of een -m eindigt en het volgende woord met een klinker of h- begint, in de uitspraak en in de metriek de slotklinker van het eerste woord wegvalt.
- Illa redit iuvenemque oculis animoque requirit.
- Zij komt terug en zoekt de jongen met haar ogen en haar hart.
- Ovidius, Metamorphosen 4.129
- Enjambement Het doorlopen van een syntactische eenheid voorbij het einde van een versregel.
- Serius egressus vestigia vidit in alto
- pulvere certa ferae.
- Te laat weggegaan zag hij in het diepe
- stof de onmiskenbare sporen van een wild dier.
- Ovidius, Metamorphosen 4.105-106
- Homerische vergelijking
- Een vergelijking waarbij het “beeld” uitvoerig wordt uitgewerkt.
- Aeneas ziet hoe de Carthagers hard werken aan de bouw van hun nieuwe stad. Dan volgt deze vergelijking.
- Qualis apes aestate nova per florea rura
- exercet sub sole labor, cum gentis adultos
- educunt fetus, aut cum liquentia mella
- stipant et dulci distendunt nectare cellas,
- aut onera accipiunt venientum, aut agmine facto
- ignavum fucos pecus a praesepibus arcent:
- fervet opus, redolentque thymo fragrantia mella.
- Zo ook zwoegen in de vroege zomer de bijen op de bloemige velden onder de zon, wanneer zij de jonge volwassen geworden bijen naar buiten brengen of de vloeibare honing persen en de cellen vullen met heerlijke nectar, of als zij de vrachten overnemen van hen die komen aanvliegen of wanneer ze in slagorde geschaard het nutteloos volkje van de darren verdrijven van de korven. Krioelende, gonzende arbeid: de geurige honing ruikt naar tijm.
- Vergilius, Aeneis 1.430-436 Syllabus Latijnse taal en literatuur vwo centraal examen 2015 31